September
vrijdag 11 september 2009
Het wordt afgezaagd hoor; zo’n heel gewoon leven na transplantatie. Zo gewoon. Zo alledaags. Werk, vrienden, familie, alles gaat z’n gangetje en ik heb het er maar druk mee. Maar dat is het natuurlijk niet. Allesbehalve. Want ook al lijkt het zo normaal, mijn leven is natuurlijk eigenlijk heel bijzonder. Al gebeurt er dan ook weinig spectaculairs. Bijna een jaar geleden is het nu dat ik een tweede kans kreeg.
In retrospectief is er te veel gebeurd om op te noemen. Dat er zoveel ontwikkelingen en gebeurtenissen in een jaar passen. Van nog net levend in een bedje liggen en op een goede dag halfdood en amechtig in de scootmobiel naar het winkelcentrum naar een druk bestaan met een heuse agenda en fietsend naar het werk of boodschappen doen.
Ik ga niet eens beginnen aan een terugblik op het afgelopen jaar. Op naar de toekomst.Wel met het verleden in gedachten. Dat dan wel. Op school vroeg een leerling eens aan me wat nou in hemelsnaam het nut van ‘geschiedenis’ is. Om vooruit te komen moet je achteruit kunnen kijken. Net als met autorijden. Als je wegrijdt, of in wilt halen, kijk je eerst in je achteruitkijkspiegel om te zien wat er achter je gebeurt. Zo kun je ongelukken voorkomen.
Nou ja, dat achteruitkijken kan ik heel even niet. En dat begon eigenlijk vorige week donderdag. Roon had gevraagd of ik, samen met zijn broer Hans, een groepje leerlingen van het Zadkine College wilde begeleiden met mountainbiken.
Weliswaar stond er een slaapdienst op mijn rooster maar daarvoor een dagje fietsen rond Outdoor Valley in Bergschenhoek moest kunnen. Na twee rondjes was ik toch wel tamelijk gesloopt. Moe, nat en vuil. En nog net op tijd op m’n werk. Niet-slaapdienst. En van vrijdag op zaterdag nog één.
Lekker uitrusten dan maar het weekend. Dus niet. Want vader 75 jaar en neefje Jari ook jarig. Na de tweede niet-slaapdienst en een klein stukkie thuis bijslapen stapte ik in m’n ouwe Fordje om naar Amersfoort te rijden. Na het pannenkoeken eten met de ganse familie lekker logeren bij Hennie en Trine. Al voor de TV viel ik al zowat in slaap. Toch wist ik het vol te houden tot na de hoofdfilm.
Na de verjaardag van Jari op zondag begin ik aan de rit naar huis. Moe en afgepeigerd besluit ik het ditmaal eens rustig aan te doen. En het lukt me zowaar om de hele weg met niet meer dan 100 km/h over de rechterstrook te sukkelen als een demente opa. Omdat ik geen hoedje heb maar wel dat gevoel wil hebben zette ik een petje op. Zo hoort dat. Om het helemaal echt te maken zette ik de stoel in de laagste stand en liet ik de leuning zakken zodat ik net over het stuur kon kijken.
Om alles wat me inhaalde maakte ik me niet druk. Totdat… een klap. En weg is m’n linkerspiegel. Ik schrik me een ongeluk. Een brokkenpiloot in een C4 Picasso had ‘m met chirurgische precisie verwijderd van het portier. Latere inspectie leerde dat ik verder nog geen krasje had opgelopen. Godver. ‘Rij je voorzichtig?!’ Nou nee, dat was eens maar nooit meer. Ook in het verkeer is de aanval de beste verdediging. Laat ik het maar weer in de actieve veiligheid zoeken; agressief, alert, pro-actief, snel, het spel bepalend. Voortaan maar weer met minumaal 130 op de meest linkerbaan. Ja, een bekeuring is duur. Maar weet je wat een spiegel kost?
Ja en zo voort. Lekker wezen inlineskaten. Ook nog. Gaat ook steeds beter. En nu ben ik ziek. Hoesten, dagje koorts, verhoging, keelpijn, moe, algehele malaise. Zo meteen eens wat meer te weten zien te komen over de Mexicaanse gekke kippenkippenkoorts. Het zal toch niet…
zondag 13 september 2009
Ik weet het natuurlijk niet, ik ben geen dokter, maar volgens mij heb ik echt de Mexicaanse griep. Kut! Ja, moet ik er ook maar geen grapjes over maken. Ik lig nu al vanaf ehhh… donderdag, nadat ik uit de nacht kwam, zo’n beetje in bed. Ik hoest de roestvrijstalen ringetjes uit m’n borstbeen (Dat al aardig zeer begint te doen. Hoort dat??), m’n temperatuur schommelt ergens tussen de 37,6 en 38-nog-wat, Ik ben zo moe als een hond, koppijn. Toch maar even het ziekenhuis bellen voor ik weer op m’n kloten krijg dat ik dit als een ‘akkefietje’ afdoe.
…
Om kort te zijn; een kleinigheidje heb je zomaar. Hoewel? Als ik dan toch iets Mexicaans had gewild had ik wel om een burrito gevraagd. Ook heet, maar dan zonder tanden klapperen. In een beetje burrito, die, bij de weg, helemaal niet uit Mexico komen in contrary to popular belief, zitten wel riante hoeveelheden bonen. Daarvan gaan wel je aambeien wapperen.
– “Komen burrito’s origineel niet uit Mexico?” –
Huh? Eh nee. Net zoals croissantjes eigenlijk ook niet uit Frankrijk komen maar uit Oostenrijk. Wenen om preciezer te zijn. En wat is origineel? Ergens in de jaren dertig van de vorige eeuw dook de eerste burrito ergens tussen Tucson en Los Angeles op. En dat is toch echt in de joe-es-of-ee.
Ach, eten. A lot to do about nothing. Net als over die griep toch? Niks bijzonders aan. In een boerenomelet zitten geen boeren zoals er in kippensoep wel kippen zitten, mits je oma de soep zelf heeft gemaakt anders hoef je ook daar niet echt op te rekenen, en in de Mexicaanse griep zullen dus ook wel geen Mexicanen zitten. Je wordt genept waar je bij staat. Of ligt. Afhankelijk van hoe hondsberoerd je bent. Het scheelt nogal of je zo beroerd bent als een chihuahua of een berner sennen. Trouwens… Chihuahua… ligt dat niet in Mexico? Wedden dat een chihuahua dan ook niet uit Mexico komt? Oplichterij is het.
Neem die viroloog, hoe heet ‘ie ook al weer? – Ab Osterhaus? Van het EMC in Rotterdam? – Ja, percies! Die. Nou, die maakt ook indruk bij z’n collega’s. De man predikt een apocalyptische pandemie van het H1N1-virus, de ‘Zwarte Dood’ is terug, zo iets, krijgt de overheid zover dat er allerlei hysterische folders in de bus vallen over in je knieholtes hoesten, handen afhakken en verbranden na het aanraken van gladde oppervlakken, bij de GAMMA zijn geen mondkapjes meer te krijgen, vaccins worden per mammoettanker de haven van Rotterdam ingevaren, op marktplaats.nl worden tabletten Tamiflu aangeboden tegen exorbitante woekerprijzen en ga zo maar door. Bel ik het ziekenhuis om even te melden dat ik ziek ben, en om te vragen hoe lang ik nog te leven zou hebben ongeveer, maakte het ze daar de pis niet lauw. Ja? En nou?
Ik heb me er maar bij neergelegd. Dat deed ik toch al. Vandaag was wel de koorts weg. Dat heeft ook een indrukwekkende drie dagen geduurd. Ik hoest nog wel als een amechtige zeehond maar heel veel erger dan dat is het allemaal niet. Niet gek ook natuurlijk als je bedenkt dat ik me dagelijks tegoed doe aan een flinke hoeveelheid ontstekingremmers, antibiotica en andere zooi dat moet voorkomen dat er iets ongewenst in mijn lichaam gebeurt. Knap virus dat mij wat doet.Wat een gedoe. Zo desastreus blijkt het dus allemaal niet te zijn.
Vandaag ben ik maar een beetje uit bed gekomen. En er eerlijk gezegd al gauw weer ingekropen. Maar dan wel lekker lang gedoucht en fris geschoren. Dan lig je toch anders. Vannacht lekker slapen zonder opvliegers en zweetuitbraken. Hoop ik. Verschoon ik morgen lekker m’n bed.
dinsdag 15 september 2009
Toch nog maar eens het ziekenhuis gebeld. Ja, hoort er ‘s: Nou is ‘t wel welletjes zeg. Ik kreeg de baas zelf aan de lijn. Dr. B. Helaas pindakaas, ook zij had geen remedie doch slechts de waarschuwing dat ik op moest passen er geen bacteriële infectie overheen te krijgen en dus maar eerst eens af te wachten of dat hoesten overgaat. Nou, nee dus. Ik rochel en spetter nog volop. En iedereen die vanmiddag in de Lidl was binnenkort ook want ik heb helaas geen kaboutertjes die de boodschapjes voor me doen.
– Puntje bij paaltje heb ik niet eens fatsoenlijk gegeten vanavond. Een paar gebakken aardappeltjes. Ik had er voor de gezonde uitstraling ook sla bij. Maar ik kreeg het echt niet naar binnen. –
Maar daar gaat het even niet om. Hoesten, rochelen, spetteren. Dat je je over zoiets kwaad kan maken? Nou, ik wel! En nee, m’n eigen kuchje gaat echt wel weer over. Maar goed, zit ik vanavond totaal ingekakt op de bank televisie te kijken. Naar SBS6. ‘Trauma Centrum’. Je weet wel? Door de commerciële omroep gelegitimeed ramptoerisme vanuit de luie stoel. Daar ga ik vaak even voor zitten. Bakkie koffie, een koekje, ongelukken, bloedneuzen, gaten in hoofden. Gezellig!
In de aflevering van vanavond rukte een ambulance uit naar een mevrouw die het benauwd had. “Mevrouw heeft zowel last van haar hart als haar longen, dus het kan van alles zijn” wist de ambulanceverpleegkundige te vertellen. Blauw blauw aan en met A1 er naartoe. (Te vaak zelf in een ambulance gelegen ben ik bang.) En ja wel hoor, daar zit een mevrouw en ohhhhh wat heeft ze het benauwd. De broeder draait een ECG-tje, BP, en meet de saturatie (SPO2 prima). “Rookt u?” En toen rolde ik van de bank; mevrouw had er zo’n beetje zojuist nog eentje uitgemaakt. PLEURT OP! Dan moet je ook niet gaan legge mauwe dat je het zo benauwd hebt! GEK!
Uiteindelijk lag het mens, op kosten van de maatschappij achterin de ambulance. Ja, haar saturatie was prima maar de ziekenbroeder vond haar wel wat astmatisch klinken. Ja, gek hè? Kettingroken als je het aan je hart en longen hebt. Nee, aan dat hart was niets meer te doen, verzuchtte ze. “Ja, een donorhart, maar daarvoor ben ik in een te slechte gezondheid.” My ass! Misschien moet je dan eerst maar eens kappen met roken stom wijf. Of gewoon accepteren dat je de pijp uit gaat als je fijn blijft roken en daar verder niet over mekkeren. Dat respecteer ik dan nog wel. Als je echt moegestreden bent. Maar dit mens had het gewoon nog nooit geprobeerd.
Daarvoor heb ik al te veel mensen om heen verloren om over zo iemand het hoofd koel te houden. Toen de ergste boosheid een beetje weg was getrokken sprongen de tranen me in de ogen. Mensen met dromen, plannen, vrienden, kinderen, geliefden. Mensen die tot het uiterste gingen om maar verder te kunnen, ook als was het soms tegen beter weten in, die er het beste nog van wilden maken en de strijd aangingen, niet voor henzelf, maar voor hun dierbaren. Voor wat ze achterlieten. Ontrukt aan het leven waar ze zo van hielden, waar ze zich met de moed der wanhoop aan vastklampten. Weg. Zomaar. Waarom?
“Waarom?” Die vraag stel ik mezelf tegenwoordig niet meer. Het klinkt behoorlijk afgestompt, en dat ben ik misschien ook wel, maar ik heb geleerd dat daar toch geen antwoord op is. Dat je dat dus nooit zult krijgen. En dat je verder moet met je herinneringen. Ja, dat je verder moet is me verteld. Ga er maar aanstaan. Van wie moet dat dan? Blijf eerst maar eens uitgebreid stilstaan. Stil bij jezelf, bij de ander. En vraag je af hoe je nu ‘verder’ wilt. Is er een verder?
De positivist in mij heeft steeds gezegd dat er altijd wel een ‘verder’ is. Niet dat ik dat altijd geloofde. Maar uiteindelijk raakte ik overtuigd van zijn gelijk. Het ‘verder’ ziet er alleen altijd heel anders uit dan dat je je eerder had voorgesteld. Ergens is er een steen in de rivier gegooid waardoor de stroom veranderde. Diezelfde stroom zal met het voortschrijden van de tijd de steen veranderen, hem glad schuren, de allerscherpste kantjes er af slijpen zodat hij verder kan zoals hij dat graag zou willen. Maar de rivier zal nooit meer worden zoals hij vroeger was terwijl hij zijn weg door de bedding zoekt.
En dan zo’n… zo’n… nou ja, laat ook maar. MUTS!
En ik? Ik moet niet zeiken over een griepje. Nog twee dagen en dan viert deze bofkont, mazzelaar, geluksvogel zijn eerste verjaardag. En oké, wie zonder zonde is werpe de eerste steen, ik drink ook nog wel eens een biertje of zo, en een snackje sla ik ook niet altijd af. Maar zuipen en (vooral) roken zijn toch echt passé.
Woensdag 23 september (1)
Ziek, niet lekker, grieperig, maar natuurlijk en vooral JARIG! Kaarten, kadootjes, veel visite. Vooral veel visite. – ‘Wat wil je hebben voor je verjaardag?’ – Een lang en gelukkig leven met leuke mensen om me heen!. Oké, dat ‘lang’, dat weet niemand zeker. Gelukkig en leuke mensen; dat zit wel snor. 17 september was een heug’lijke dag. Heel bijzonder. Vieren, met z’n allen, dat ik leef. Nog leef. Ondanks alles. Zonder de mensen om me heen was ik waarschijnlijk niet zo ver gekomen en hadden we dit feestje nooit gevierd.
Een emotionele dag. Dat wel. De avond tevoren kreeg ik rond half tien een SMS-je van Sandra: ‘Een jaar geleden om deze tijd ging de telefoon.’ En zat ik, in m’n eentje, te janken op de bank. En mezelf daarom nogal stom te vinden. Emotioneel. Ja, het voelde ook wel heel gek. Een jaar terug sloegen we ons met de moed der wanhoop door de avond heen. Michel die in z’n haast om me naar het ziekenhuis te brengen z’n onderbroek was vergeten aan te doen. Dus ook weer een lach. Rekening houdend met het ergste namen we ook afscheid. Sandra, de kinderen en ik. Voor hen duurde de nacht en de dag daarna nog langer. Voor mij… tja, voor mij ging het licht langzaam uit. Niets meer in de gaten. Geen hoop, geen wanhoop. Alleen nog maar wakker worden met de ergste kater die je je voor kunt stellen.
Een hoopje ellende in een bed. Weer slangen, machines, zusters. Ik kan het me nu bijna niet meer voorstellen. Het is bijna onwerkelijk. Ik had het er nog over met een vriend die op de wachtlijst voor een harttransplantatie staat. Hoe je je eerst niet voor kunt stellen dat het ooit weer goed zal komen en dat je later, na de ingreep, niet begrijpend, stomverbaasd ziet wat er er allemaal weer mogelijk is. Wat een ingrijpende veranderingen een transplantatie maakt in een mensenleven. En het is ook niet te bevatten. Nog steeds niet. Ik dacht dat dat er wel af zou gaan. Nee dus.
Het was, om even op de zaak terug te komen, een echte verjaardag. Dat dan ook wel weer. Blokjes kaas, cola, bier en wijn. Ja toch? En hoewel mijn medische historie natuurlijk geregeld ter sprake kwam, was het vooral erg gezellig. Een bijzondere ervaring was het zeker.
En dan weer aan de bak. Het nog niet helemaal hersteld zijn van de griep maar even aan de kant geschoven. Werken, het huis weer opruimen (wat niet hard opschiet moet ik toegeven) en al dat andere wat een leven zo gewoon maakt. Er zit na een bezoek aan de autosloperij en wat knutselen weer een spiegel aan m’n auto. En zo huppelt het door. Mooi hè?
Woensdag 23 september (2)
Van de week ook nog maar weer eens in het ziekenhuis geweest voor wat medische formaliteiten. Het was er weer een gezellige boel. Zet er een tap neer en schaaltjes barmix op de balie en ik blijf wel even hangen hoor. – ‘Een tap en barmix? ‘s Morgens vroeg?’- Koffie en cake past natuurlijk beter bij het tijdstip maar dat doet dan weer zo aan een begrafenis denken. En op een grafstemming zit niemand te wachten. Blij als men is dat zo een evenement aan de neus voorbij is gegaan.
Bij de receptie van radiologie echter zat een dame aan de balie die daar anders over dacht. Dat is anders nooit, maar vandaag wel; er stond een enorme rij die achter mij alleen nog maar langer en langer werd. En rumoeriger ook. Dat hoort erbij. Er is een verband tussen de lengte van een rij en het gemopper van de mensen die erin staan. En toen was ik aan de beurt:
‘Goede morgen. Als het goed is ligt er een aanvraag van cardiologie voor Oosterboer.’
Het stuk chagrijn, dat het net nog gelukt was het bejaarde en duidelijk slecht ter been zijnde echtpaar voor me terug te laten gaan naar waar ze vandaan kwamen, deed een la open en warempel… de aanvraag lag er niet. Heeeeee… foutje. Vergeten te printen en klaar te leggen. Jammer voor die mevrouw dat chronische patiënten tamelijk goed weten hoe de procedures in elkaar steken.
‘Nou meneer, die ligt er niet. Mag ik uw patiëntenplaatje?’ Die heb ik niet, en dat vertel ik haar. ‘Ja, die moet u dan toch laten maken. Beneden. DAT MOET IEDEREEN!’
– ‘Wel, dat ga ik echt niet doen’, meld ik haar kalm en wacht rustig. (Daar worden mensen vaak nog ongemakkelijker of zelfs bozer door.)Nou, ik moet dat toch echt gaan doen van de inmiddels slechtste medewerkster van de maand. Maar ik ga het echt niet doen en maak dat nogmaals heel beheerst duidelijk. ‘Ik loop hier al vijf jaar en heb nog nooit ergens een kaartje hoeven laten zien, en ik ga er bij u niet mee beginnen.’ De rij achter me groeit en naast gemopper klinkt er nu ook gegrinnik. Het mens zou moeten solliciteren als CliniClown.
‘Meneer, er staat een hele rij!’ Ja, nou en? Hoe zou dat nou komen? Dat vraag ik dus maar even aan haar. Uiteindelijk rammelt ze met een verbeten gezicht m’n naam en geboortedatum in de computer en jawel hoor; daar rolt de aanvraag uit de printer. Dat had ze al veel eerder kunnen doen. ‘U weet de weg?’ Ze was duidelijk blij dat ze van me af was. Ik groet de wachtenden in de rij, wens ze sterkte en vijf minuten later sta ik weer op de cardiopoli. De thoraxfoto is in the pocket. Hè hè… Gezellig.
Over twee weken mag ik weer. Eerstejaars-APK. Dat word een opname. Van een dag. Komt het mooi uit dat ik een mooi boek en een massa muziek heb gekregen. komt goed. Alleen nog vervoer regelen. Na een catheterisatie schijn je niet zelf naar huis te mogen rijden.
Nu heb ik nog maar één vraag. Zal ik morgen met de fiets naar m’n werk gaan of met de auto?
Donderdag 24 september
Het werd de f.. auto. Ja, wat slapjes. Inderdaad. Maar jeetje hé: het is opeens nog hartstikke donker ‘s morgens vroeg. Ben ik nou de enige die dat heeft? Vroeg, donker, killetjes. Ik heb al moeite m’n bed uit te komen en dan lonkt de auto toch hoor. M’n fiets heeft geen airco om het aangenaam toeven te maken zoals in je stalen cocon die over de weg zoeft. Eh, die van mij rammelt meer. Maar dat geeft niet; ik heb toch altijd de radio keihard aanstaan. En dan zing ik mee. Dat doe ik op de fiets ook, met de dopjes van m’n telefoon/MP3-spelert stevig in de oren gedrukt. En da’s wel raar. In de auto is het ook raar, maar dan hoort niemand ‘t.
Al m’n winterspullen voor het fietsen liggen klaar. Zover ben ik wel al. Een nieuwe koersbroek, een dik winterjack voor op de fiets had ik nog, in een doos lagen nog neopreen overschoenen voor als het nat is. Ik zou er dus klaar voor moeten zijn. en daarbij gaat het fietsen toch ook steeds sneller. Toen ik begon te werken fietste ik er zomaar ruim drie kwartier over om in Oostvoorne te komen. Van de week deed ik het binnen een half uur. Met wind mee, dat moet ik er eerlijk bij zeggen. Maar toch. Er zit progressie in.
Was ik in den beginne dolblij als ik een gemiddelde van 15 kilometer per uur haalde, nu, zo’n vier, vijf maanden verder trap ik zo onderweg naar m’n werk een gemiddelde van 22 km/h. Moet je als het meezit toch wel een kruissnelheid van 25 aanhouden. Dat lijkt heel wat, maar het is maar 12 kilometer fietsen. Dat moet nog veel beter kunnen.
Slapjes. Nou en? Ik stap tenminste weer met enige regelmaat op de fiets. M’n inlineskates raken al aardig ingereden. Ben ik trots op mezelf? Ja! Goed hè? Weet je wat? Van ‘t weekend ga ik wel weer op de fiets naar m’n werk. Nog even mentaal voorbereiden.
zondag 27 september
Ik word nog eens handig. Zo op m’n oude dag. Al een heeeeeele tijd stond de auto van Gaby bij me op de hoek op een parkeerplekkie te niksen. Een defecte dynamo volgens de wegenwacht. Hoe gaan die dingen hè? Die meisjes. Ze willen wel autorijden, kunnen dat ook wel leuk. Hoewel de achterbumper van mijn auto hier heel anders over denkt. Maar zodra er waarschuwingslampjes gaan branden; ‘Ooooohhhh…. kijk eens … gezellig een rood lampje! Wat eeeeeeenig!’ En gewoon doorrijden. Alsof er niets aan de hand is. Al begint het dashboard op een kerstboom te lijken.
Ach ja, dat heeft ze van haar moeder denk ik toch. Toen Sandra net haar rijbewijs had kocht ze in Drachten, of all places, haar eerste autootje. Een viesoranje Mini. Sterke Yerke heette ‘ie. En sterk was in deze niet misplaatst. Het was een Clubman met een 1200 cc motortje in het vooronder. Dat ding wilde wel. Sandra zo trots als een aap reden we er mee terug naar Den Haag.
Alwaar het wagentje er de brui aan gaf. Miskoop! Nou, dat was een beetje te voorbarig. Ja, er was wel iets stuk. Om te beginnen de dynamo.
– ‘Ging er dan geen lampje branden?’
Ja, eh er ging wel een rood lampje branden, nu je het zegt. In de buurt van Almere.’
Zucht… I rest my case! Dus de accu ook naar z’n grootje. Nadat dit verholpen was, hebben we er nog veel plezier van gehad. – Uiteindelijk heeft neef Remco, die hem over had genomen, het karretje om zeep geholpen. Daar was ‘ie wel goed in. Die had iets met auto’s, stoplichtpalen en stoepen op en af rijden. –
Nu had de dynamo van het Coltje het dus begeven. Tja, en nu? Het autootje is ook al bijna 20 jaar oud. Weg ermee. Ja, nee, tut moet wel naar haar werk. En zo was ik telkens mijn auto kwijt. Goede raad was duur. Hoewel ook dat wel meeviel. ‘Pap’, klonk het van de week door de telefoon, ‘Ik heb op internet een tweedehands dynamo besteld. Kostte maar € 45,00. Wil jij hem er voor me inzetten?’ Wilde papa dat wel? Nou, vooruit dan maar. Een korte inspectie onder de motorkap leerde dat de stroomleverancier redelijk te bereiken was.
Zodoende lag ik zaterdagmiddag in de opslagloods van Fred onder de auto. De kapotte dynamo eruit halen. En dat viel nog niet mee. Het kreng gaf zich niet zomaar gewonnen. Wat wil je, er zal misschien wel eens, ooit in een grijs verleden een nieuw snaartje over de poelie zijn gegaan maar de twee los te draaien moertjes zaten, hoe toepasselijk, moervast. Zwart tot aan m’n ellebogen hield ik na een hoop gepruts en nog meer gevloek het gedemonteerde onderdeel in m’n handen.
Ik moest nog werken, slaapdienst, dus hield ik het voor gezien. Naar huis, flink poetsen onder de douche en nog even snel een pizza naar binnen werken. (gatver… ben ik ook weer voor een paar maanden van genezen!)
Vandaag dus deel twee van klussen met klunzen. Het monteren ging vlotter dan het demonteren. Gelukkig wel zeg. Op het gemakkie had ik, met Gaby als charmante assistente, in nog geen half uur de boel weer in elkaar zitten. En ik hield geen schroefjes of stukjes over. ‘s nachts had de accu aan de lader gehangen en toen die ook weer op z’n plek zat was daar het moment van de waarheid. Gaby stak het sleuteltje in het contact, draaide het om en voila; het motortje kwam zonder sputteren tot leven. Als een zonnetje. Met de belofte dat ze gelijk even een bezoek ging brengen aan de wasstraat vertrok Gaby. Nog ruim op tiijd om naar haar werk te gaan.
Als het groenbeheer van de gemeente nou ook nog het gras tussen de klinkers komt maaien op de plek waar ons autootje al die tijd heeft gestaan is het helemaal toppie.