Schijtlollig
Ergens in de wijk woont een klein wit teringhondje. Hoewel het hondje erg klein is heeft het een enorm grote bek. Het doet niets anders dan blaffen. En op straat schijten. Als het mijn hondje was, had ik mezelf uit m’n lijden verlost en het beest een nekschot gegeven – nog één keer een kort piepend blafje en een stuiptrekkinkje – en dan heel, heel erg diep in de tuin begraven. Om daarna op z’n graf te pissen en te kakken en daar een foto van maken voor op Facebook. Of zo. Analfabeten kunnen op Instagram, een soort Twitter maar dan met plaatjes, terecht.
Dat schijnt trouwens volgens Geen Stijl een nieuwe hype te zijn; de ‘drolfie’. WTF is nou weer een drolfie? Awel, wildplassen is een al lang bekend fenomeen. Maar wist je dat wildpoepen ook bestaat? Zo nee, dan weet je het nu. Of je wist het wel. Dan weet je vanaf vandaag dat je niet de enige bent. De echte hardcore wildpoeper houdt zich streng aan een vezelrijk dieet. Met vijgen en zo. Ik hoor iemand, haha, wat een grappenmaker, ‘paardenvijg’ roepen. Strontziek word ik daarvan. Nee, het gaat de wildpoeper om productie en niet om consumptie.
Het gaat de wildpoeper om het resultaat. Hoe groter de drol, hoe groter de lol. En die lol wil de wildpoeper met al zijn ‘vrienden’ op internet delen. Dus maakt hij een foto van zijn bolus. De ‘drolfie’. Iemand die een selfie van z’n eigen poephoofd maakt, nee dat is dan weer geen drolfie.
Ik ga het straks ook proberen. In de tuin van dat hondje. Ga ik dat mormel eens lekker in z’n bek zitten schijten. Ik hoop met van die plakkerige halve pindakaasdiarree, met stukjes, zodat het beest voorlopig z’n muil houdt. En nee, helaas, ik beschik niet over een vuurwapen. Hooguit een slecht functionerende puddingbuks. Dat schiet dan weer wel maar niet op.