Mei

3 mei 2009 0 Door robzter

vrijdag 1 mei 2009

De dag van de arbeid. Terwijl er traditioneel gereld werd bij de Oosterburen had ik een vrije dag en werd er dus door mij in ieder geval niet gewerkt. (Da’s natuurlijk het leuke van werken; dat je dan soms een vrije dag hebt.) Nou bleek niet elke Duitser aan het rellen te zijn, want zij die, net als mij, niet werkten, reden stapvoets over de N57 naar de zonnige Zuid-Hollandse eilanden of, nog verder, naar Zeeland.

Ja, ze zijn er weer hoor. Wat een ellende. Er is iets mis met het gaspedaal van m’n auto. Onverklaarbaar maar waar ros ik die ouwe bak met toch wel gauw zo’n 120 km/h over de Rockanjeseweg naar m’n werk. Waar ik dan in 10 minuten ben. En da’s best wel link want de rijeigenschappen en wegligging van een Ford Mondeo lijken sterk op het hebben van wilde sex op een ongestabiliseerd waterbed. Het gaat alle kanten op en je geraakt uiteindelijk nergens. Ja, je bent er wel sneller dan de bedoeling was.

Maar waar ging dit over? Oh ja.Duitsers. Of eigenlijk: toeristen of dagjesmensen in het algemeen op ‘mijn’ polderweggetjes. Met caravans of anderszins niet van plan om sneller te rijden dan stapvoets waar 100 of 80 is toegestaan terwijl je met een moderne caravan met een gerust hart ook 120 kunt rijden. Maar ja, dan moet je niet zielig doen en voor je onbetaalbare sleurheut zo’n lekker zuinig Fiatje Panda in spannen en het vervolgens raar vinden dat je de Haringvlietdam niet opkomt zodat achter je van Brielle tot Hellevoetsluis die N57 vasstaat. Koop dan een echte auto!

En dan mag ik niet fietsen van dr. B. Nee, die sukkels die, terwijl m’n banden het asfalt nauwelijks lijken te raken, plots voor me opdoemen op bochtige dijkjes en dan onverwacht gaan remmen omdat er drie kilometer verderop een trekker de weg opdraait of omdat ze een pittoresk boerderijtje zien waarvan ik dan weer denk ‘Dat kunnen ze beter slopen’. Nee, da’s goed voor m’n hart! Luid toeterend en van links en weer terug naar rechts zwiepend op weg naar een volgend infarct.

– Of dat van een medeweggebruiker. Dat kan ook. Laats heb ik hier vlakbij iemand die nog even wilde voorpiepen zo linea recta van een rotonde afgereden. Die stond plots met alle vier de bandjes in het gras. Ja toch? De oudste auto met de meeste deuken en butsen heeft gewoon voorrang. Nou had ik dat ook, rijdend op de rotonde. Dus. Niet remmen. Gaan. Ik eerst! –

Omdat een bezichtiging van m’n oude huis niet doorging was ik nog vrijer dan ik al dacht. Een uitgelezen kans om lekker naar de Brielse Maas te gaan teneinde daar onder het lommer bij het water gelegen op een handdoekje van de buitenlucht te genieten. Na vijf jaar mocht dat wel weer eens. Vond ik dan tenminste.
M’n flesje met factor 50 was zo gevonden, dat zit standaard in m’n tas en een reserve-exemplaar staat naast de tuindeur. Maar een zwembroek? Tja… Boven is het nog een beetje een bende met alleen maar dingen die kwijt zijn. En wat niet kwijt is, heb ik niet nodig.
Om te kunnen strijken had ik van Peter al een strijkijzer geleend. Zou ik hem ook durven bellen voor een zwembroek? En buiten dat. Ik ken die zwembroeken van Peter. Elk schoolkamp weer raakten de kindertjes totaal overstuur aan het Zilvermeer in Mol (B) als de meester van groep 8 in badtenue het strand betrad.

Dan kon ik net zo goed gewoon voor lul gaan liggen. (Of juist niet misschien dan.) Rugtasje, boterhammetjes, wat drinken, headsetje voor de met empeedrietjes volgeplempte Samsung, een boekie en geen broekie en naar het naaktstrandje. Lekker in de schaduw, geen zand maar ligweide, en geen, ik herhaal, want niet onbelangrijk voor de rust en ongestoordheid, geen rennende, voetballende, frisbies tegen je kop aan smijtende met zandvoeten over je strandlaken struikelende en dan midden in je spullen terechtkomende gillende kinderen waarna er een met goud behangen patser in een bespottelijk klein, in geen verhouding tot de omvang van z’n bierbuik staand maar weer wel de eveneens ridicule omvang, of eigenlijk afwezigheid daarvan, van z’n kroonjuwelen benadrukkend zwembroekje verschijnt die de vader blijkt te zijn die meent jou wel even op je bek te moeten timmeren zodat je je broodje met zand en kaas ook wel kan vergeten.

Wel flink dik smeren. Ik had ook nog een fles factor 30. Als je dat samen met 50 smeert, heb je dan factor 80? En moet je het dan mengen of laag voor laag aanbrengen? En is Nivea compatible met Zwitsal? Ja, je ligt niet zomaar op je rug. Daar moet je zo bijna chemiker voor zijn.

Maar niets aan de hand. Ik kon aan het eind van de middag nog op zeer plezierige wijze naar het winkelcentrum fietsen (nog geen tien minuten bij een zeer matig tempo). Ik mocht wel een ijsje had ik bedacht. En niet zo’n kleffe Cornetto, maar vers van de ijssalon. Dat was ook al weer een tijdje geleden. Ja, waterijsjes niet meegeteld dan.

Het was kortom weer een fijne dag met één dissonantje; het ziekenhuis belde dat ik over twee weken weer een biopt moet laten nemen. Alsof ik daar zin in heb. Maarrrrr… dat werd weer zeer ruimschoots goedgemaakt door een uitnodigig van Michel en Ellen. Zie je wel; er is altijd wel iets leuks. Wat een leven hè? Het is fantastisch! En die afstoting? Ik voel me puik. Denk ik. Maar dat weet je maar nooit.

En oh ja… Eric, volgende keer als je belt zal ik even snel een broek aandoen.

 

zaterdag 2 mei 2009

Vroeger, geloof me, was alles beter. Buren reikten elkander steeds de helpende hand, de kruidenier gaf nog krediet als vader zijn weekloon weer eens had opgezopen, de enige auto in het dorp was van de dokter en de was werd gewoon buiten aan de lijn gehangen.
Vergelijk dat nu eens met tegenwoordig. Buren slaan elkaar de hersens in, een biertje in de kroeg is zo duur dat vader eerst een jaar moet sparen om eens lekker dronken thuis te kunnen komen, iedere idioot heeft een auto en de was…

Ja, de was. Daar hebben we tegenwoordig machines voor. Wassen, drogen, alles volautomatisch zodat moeder genoeg tijd heeft voor de buurman die met een burn-out (Bestond vroeger ook niet!) thuis zit en af en toe wat aandacht nodig heeft. Ook ik heb zo’n apparaat. Hartstikke handig en tijdbesparend als ik de dames om me heen moet geloven. Als je weet hoe zo’n ding werkt zou dat best wel eens zo kunnen zijn.

Maar ja. Man hè. En blond. – Oké… grijs dan. – En aan zichzelf overgeleverd op huishoudelijk gebied. En het moge bekend zijn dat, ook al mocht ik over enig talent beschikken, mijn forte niet ligt op het huishoudelijk vlak. Geheel overmoedig en overtuigd van mijn eigen kunnen propte ik de ene na de ander was in de was/droogcombi. Omdat ik na de flitsverhuizing echt niet meer wist wat nou al dan niet schoon was. Dan maar alles wassen.

De gevolgen zijn dan ook niet uitgebleven; De hele overloop, de slaapkamer van Iris en het rommelkamertje liggen vol, voller, volst met was. Schone was. Was die opgevouwen moet worden. Was die gestreken moet worden. Was die nog van Gaby is. En, als klap op de vuurpijl: was die gekrompen is. Weet ik veel? Mogen katoenen polo’s en T-shirts niet in de droger? Oh, en helemaal niet als die op zijn heetst en langst staat? Wist ik niet. Handdoeken mogen wel. Toch? Oh, je kunt de droger ook uitschakelen?
Maar goed, da’s dan weer lekker. Ik had al niet veel om aan te trekken. En eerlijk gezegd interesseerde dat me niet zo. Wat de ene dag voor me werd gewassen trok ik de volgende dag weer aan. Gewoon een kwestie van pakken wat bovenop de stapel lag. So what, who cares, om de drie dagen hetzelfde shirtje? Lekker belangrijk. Da’s nu een beetje anders. Ik kan moeilijk steeds in hetzelfde kloffie op m’n werk verschijnen. Daar zat ik dan met een schromelijk tekort aan shirts, met dank aan de droger.

Maar zaterdag en vrij – Ja, alweer – en niet al te best weer. Een uitgelezen gelegenheid om te gaan shoppen. Ja, shoppen? Het geld groeit me niet op de rug. Waardoor de winkelinspanningen zich ditmaal beperkten tot de Zeeman. Alwaar de herenkatoentjes in de aanbieding waren. Rekken vol kleurrijke shirtjes, hemden en ander zomers spul. En Bijna Voor Niks!
Dan maar een keer geen Nike, CoolCat of ander hip prijzig textiel. Kijk, het is wel zo dat met dit soort prijzen je natuurlijk zeker weet dat je shirtje inelkaar is genaaid door een ondervoed stumpertje in de binnenlanden van India voor een roepie en een kommetje rijst per 1000 stuks. Maar hé, wat nou? Met een voor een prikkie goed gevulde tas verliet ik de textielsuper.
Helemaal in m’n nopjes met m’n koopjes fietste ik de rest van de dag tegemoet. Het zonnetje ging nog schijnen ook.

 

zondag 3 mei 2009 (part 1)

‘Ja, waar hang jij nou de hele dag uit?’ vragen mensen wel eens aan me. Nou, hierboven! Op het terrein van het MKT Oostvoorne. Half verscholen in het groen van Westvoorne ligt mijn nieuwe werkstek.
Een kindertehuis. Deed me voorheen denken aan norse gebouwen met betegelde uitgestrekte galmende gangen en rumoerige slaapzalen waar strenge matrones met harde hand de scepter zwaaien. Wezen en verschoppelingen, bleke gezichtjes en snotneusjes boven haveloze kledij in lange rijen wachtend op een karig maal.

Misschien wat te veel Dickens gelezen? Want daar lijkt het helemaal niet op. Maar nee, het is ook zeker geen Centerpacs of iets van dien aard.

Wat is het dan wel? Weer een baan waar veel mensen zich weinig bij voor kunnen stellen. ‘Pedagogisch medewerker’ in een kindertehuis. Groepsleiding ligt wat makkelijker in het gehoor. Op het complex hebben de kinderen het over ‘leiding’. (Eén leiding, twee leidings.) Ik ben dus een leiding. – En tot grote vreugde van de kinderen een mannelijke leiding. Net als elders in de zorg bestaat het grootste gedeelte van het personeelsbestand uit vrouwen. –

Geen nors gebouw, geen hekken behalve die rond het schoolplein van de school [2], die ook op het terrein gevestigd is, maar een aantal vriendelijk ogende paviljoens waar de kinderen in groepen van 8 of 9 wonen. Het paviljoen waar ik werk, de vlieger, [1] is net verbouwd. (Door een aannemer, niet door de kinderen.) Een keuken waar ik jaloers op ben, een ruim woongedeelte waar de kinderen elkaar niet in de weg hoeven te zitten en boven douches, een heus bad en de slaapkamers.

Als de kinderen niet op school zijn ben ik daar dus, samen met een stel fijne collega’s bezig met opvoeden. We hebben kinderen van zeer divers pluimage tussen de 5 en 13 jaar onder onze hoede. Voor hen proberen we, tot zover dat in een instelling mogelijk is, een zo gewoon mogelijke leefsituatie te creëren waarin verstoorde gedragspatronen behandeld worden.
Daarbij horen hele normale dingen die zich buiten het terrein afspelen. Naar de bibliotheek in het dorp voor boeken. Of boodschappen doen voor het weekend, als we zelf koken in plaats van dat het (overigens prima) eten uit de centrale keuken komt. Mooi weer, naar het strand. Naar de bioscoop of een speeltuin. Maar ook minder leuke dingen zoals naar de tandarts. (Een kinderarts hebben we zelf. Net zoals een gespecialiseerde verpleegkundige.)

Op het terrein zelf kunnen de kids ook wel uit de voeten. Rommelen op de kinderboerderij. [4] En anders de technische dienst helpen met het groen. (Of met mij bandenplakken.} Schommelen, voetballen, skaten, skelteren. Ja, wat kinderen ‘buiten’ ook buiten doen. Alleen dan onder het wakend oog van de leiding die observeert en rapporteert maar natuurlijk vooral meespeelt, traantjes droogt en pleistertjes plakt. En je naar je kamer stuurt als je het te bont maakt. Dat ook ja. Want hoe leuk we het ook proberen te maken; echt leuk wordt het natuurlijk nooit.

Daar hang ik tegenwoordig dus uit als ik niet thuis ben. Als hangleiding.
zondag 3 mei 2009 (part deux)

Daar word ik nou zo ontzettend niet blij van. Zo heb je een prima rustig bijkomdagje, niks te doen, ik schrijf alvast een stukje over m’n werk. Maak en eet een potje kipfilet met ui en sugarsnaps in mierzoete ketjapsaus, rijst erbij. Netjes insuline spuiten. Voel ik me toch ineens klote zeg! Hoooo… wat gebeurt er? Ik zit te schudden in m’n tuig, koppijn, zweten, een beetje gedesoriënteerd. Kut!

Daar komt een hypo aan. Snel meet ik m’n glucosespiegel: 3,4 mmol. Nou, dat lijkt me op het randje. Ik weet eigenlijk wel wat te doen maar bel toch even naar 1200 (verpleeegafdeling EMC) waar ik Netty aan de lijn krijg. Die houdt telefonisch m’n handje vast.

Een grote beker met extra zoete warme chocolademelk, een dubbele boterham met kaas en een kwart liter tandenslopende ranja (zonder rietje) en een uurtje later voel ik me nog (vleeswarenwoorden zijn op) heel erg naar. Inmiddels ben ik maar in bed gekropen en heb ik Iris gevraagd of ze naar me toe wil komen.
Nog maar eens prikken. 2,4 mmol. Ja hallo. Ik bel Netty en neem nog wat druivensuiker. Eindelijk ga ik me wat beter voelen. Hè hè… Ik meet en als Netty belt kan ik zeggen dat de meter op 8,4 staat. Wat prima is.
Goed. De eerste hypo. Kan ik ook maar meegemaakt hebben. Gelukkig dat ik het goed aan voelde komen en de symptomen juist interpreteerde. En niet plat ben gegaan. Maar blij? Nou eh nee.

En nu is het midden in de nacht, geen idee hoe laat het eigenlijk is, en lig ik naar Southpark te kijken (Kenny is alweer dood!) en een beetje te uitlaatklepperen met fotosjoppen omdat ik niet kan slapen. Zorgjes. Tsja… dat heb je wel eens zo. Even huilen dan maar?

 

zondag 3 mei 2009 (epiloog)

Het is half tien als de wekker gaat. ‘Fuck the wekker!’ Ja, nee… dat kan niet. Godver, het voelt als of ik pas 10 minuten geleden in slaap ben gevallen maar de pilletjes moeten erin. En een suikerspiegel prikken gevolgd door ja of nee en zo ja hoeveel insuline en een ontbijtje. Eruit. Zuchtend en steunend en de wereld vervloekend loop ik de trap af naar beneden. Iris al naar haar werk. Behalve de kat, die me al miauwend om eten bijna laat struikelen, is het stil in huis.

M’n glucose staat op een keurige 6,6 mml/L dus spuit ik de gewone dosis Novomix. Ik maak een buine boterham met kaas, een beker choco zonder extra suiker en strompel weer naar boven. Ontbijt op bed. Door het open slaapkamerraam hoor ik de buitengeluiden. Een blaffende hond, vogeltjes en de klok van de kerk. De geluiden van zondag. Ooohhhh… ik voel me gebroken en als het ontbijtje op is, trek ik lekker het dekbed nog even om me heen.

Zo lekker dat ik pas weer een beetje bij bewustzijn komt als het al kwart voor vier is. Ach, nou en? Langzaam gaan m’n ogen steeds verder open. Nu wel uitgerust. Ik moet ontzettend plassen en heb dorst. Dat laatste lost een flesje ijsthee wel op. Prikken leert dat de suiker zich lijkt te hebben gestabiliseerd en ik voel me weer prima. Wat me er niet van weerhoudt in bed te blijven. De dag is nou toch al voorbij. En als ik eerlijk ben tegen mezelf was deze dag van nietsdoen en uitrusten broodnodig. Dus laat ik hem dan maar in stijl afmaken.

Morgen ga ik wel weer verder. Maar kalm aan. Het wordt een leuke week. Een beetje werken, de bruiloft van Michel en Ellen. Ach ja, nu het leed weer geleden is, de schrik geschrokken en de accu opgeladen, is het leven best wel weer leuk.

 

woensdag 6 mei 2009

Ik lig te wachten tot Caroline belt. Zonet was ze nog bezig met de paarden voeren. Lastig telefoneren met een kruiwagen kuil in je ene en een GSM in je andere hand. Het is al half elf en ik had mezelf beloofd vroeg te gaan slapen. Maar ja… Dat lukt wel vaker noet goed. En vandaag was een beetje rare drukke dag die blijkbaar wat tijd nodig heeft om van me af te glijden.
Van uitslapen kwam vanochtend niet veel, ik had een prima nacht en was vroeg wakker. Heb ik me nog wel even omgedraaid om op het rinkelen van de wekker te wachten. Of moet ik zeggen op Nirvana, Come AsYou Are, de MP3 die m’n telefoon op een daartoe ingesteld tijdstip afspeelt om me te wekken. Ik hou zo van uitslapen!
Misschien is het wel niet meer echt nodig om vroeg onder de wol te kruipen en is dat meer een gewoonte geworden. rond half negen, negen uur zoek ik m’n mandje op waarna ik tot een uur of twaalf toch niet in slaap kom. Als ik dan in slaap val doe ik dat wel goed. En slaap ik lekker door om vervolgens uitgerust wakker te worden.

Nou dat nog eens aan een dokter zien wijs te maken. En aan mezelf want snappen doe ik er ergens geen reet; weer een afstoting, En hoe kom je nou in hemelsnaam aan een hypo als je redelijk op maat eet en zo? Er zal misschien nog het een of ander getweakt moeten worden ben ik bang. Maar wat? De medische wetenschap lijkt dan wel heel exact, maar is het dan ook? Zijn de variabelen die het menselijk lichaam in de vergelijking brengt hiervoor niet te talrijk?

En hoe zit het met m’n fysieke belastbaarheid? Met m’n fietsbeperking. Ook zoiets wat ik nou wel eens wil weten. M’n fietsavontuur met pasen, die 60 kilometer. In twee dagen. Dat heb je zo bij elkaar gefietst. Drie kwartiertjes rustig fietsen: 10 kilometer. Even lekker op een bankje een boterhammetje,wat drinken en mensen kijken. Dan weer verder, zo’n 20 minuten later. Nog eens 10 gevolgd door een gezellig terrasje om vervolgens de laatste 10 naar huis te pakken. – Ik ga me echt geen slag in de rondte fietsen. Een zuchtje wind is al voldoende om me naar m’n autosleutel te doen grijpen. –

Geen abnormaal verhoogde hartslag. Geen kortademigheid. Zelfs geen verzuring van m’n spieren. Geen spierpijn. Niks. Hoe groot kan een inspanning dan zijn? Ik kan m’n hartslag wel meten, maar niet m’n zuurstofopname, bloeddruk of wat dan ook. Dan toch maar eens een fietstest?

Maar oké. Dat komt wel. Morgen gaan Michel en Ellen trouwen. Ik heb een mooi Hugo Boss kostuum geleend. Een spijkerbroek en polootje was uiteindelijk toch niet de bedoeling. Ik heb er zin in.

 

vrijdag 8 mei 2009

Je hebt van die dagen die eigenlijk té leuk zijn. En gisteren, 7 mei 2009, was er zo één! Die Michel… trouwen! Nou ja, nou vind ik echt niks meer gek! Nou heb ik echt alles gezien. Hoewel het leven me tegenwoordig elke dag wel met iets bijzonders weet te verbazen. Maar voorlopig moet het wel met iets heel goeds komen.
Ellen trouwde natuurlijk ook. Met Michel. Maar ik kan niet zo goed bedenken of ik me daar over dien te verbazen. Dat ze er betoverend mooi uitzag in haar bruidsjapon verbaasde me niets. Michel strak in het pak echter… dat was van een andere orde. Waar was het onafscheidelijke longsleeveshirt, de sneakers zonder sokken en de spijkerbroek?

Geheel in stijl werd het bruidspaar per Rolls Royce Silver Wraith naar het oude stadhuis aan de Oostzanddijk in de vesting van Hellevoetsluis vervoerd. Daar had zich al aardig wat volk verzameld dat ook getuige wilden zijn van de huwelijksvoltrekking. Al gauw mochten Michel en Ellen zich een echtpaar noemen. Na het voor het stadhuis oplaten van ballonnen kon de receptie beginnen.
Gewoon thuis bij de bruid en bruidegom. Een grote partytent in de tuin, mooi weer. Drankjes en hapjes in overvloed. Het was helemaal goed. De hele dag was trouwens tot in de puntjes verzorgd. De gasten kwamen niets te kort. En de dag was nog lang niet ten einde. Met een select gezelschap werd de dag besloten met een gezellig intiem diner bij ‘De Magneet’.

Tegen twaalven zette ik het bruidspaar bij hen thuis af. Zelf ook thuis kon mijn pak ook uit en met een van Michel gekregen blikje bier liet ik de dag nog eens aan me voorbijgaan voor dat ik moe maar tevreden in slaap viel. Vanochtend keeg ik een SMS’je dat Michel en Ellen op weg waren naar Groningen. Er lekker uit. Toch nog een beetje huwelijksreis.

Vandaag was het gewoon weer werken. Business as almost usual.

 

zaterdag 9 mei 2009

Zo… opgelost. Ja toch? Als ik niet meer naar m’n werk mag fietsen dan gooi ik de fietsendrager wel in de strijd. Want een fiets op het werk is toch wel erg handig. Dus totdat de fiets-voor-op-het-werk die ik van Margret heb gekregen helemaal in orde is, gaat op vrije dagen van de kinderen de fiets achterop de auto.
Zodat er gefietst kan worden. Bijvoorbeeld naar de supermarkt, zoals vanmiddag. Boodschappen doen. En een kadootje kopen voor opa. Maar eerst; Wat zullen we eten? En… wie kookt er vanavond? Nasi met een variatie op gado-gado en ‘ik’ zei de gek.

Het ritje naar het dorp, mét twee kids, verliep gladjes. – Ja, ik krijg het vast nog wel eens onder de knie. – Met twee fietstassen vol gezonde dingen want ik ben niet van de macaroni met tomatensaus (balen zeg) en een kadootje. kwamen we allemaal heelhuids en ik niet eens zo heel erg overspannen terug op de groep.

Aan het eind van de middag kon het koken beginnen. Met hulp. Simpele dingen. Een eitje klutsen – ‘Nee, dat ei breek ik wel!’ – ‘Wel’ was nog niet uit m’n mond gerold of het ei, het binnenste dan, lag al op de keukenvloer. En zo ging dat dan verder. Onder het koken vloog er een bal door het open keukenraam naar binnen, in scheervlucht over m’n pannen. De wildebrassen. De dader lag natuurlijk op het kerkhof. Die bal heb ik maar in beslag genomen tot maandag. En ik kon natuurlijk niks vinden in de keuken. Ik heb denk ik een half uur gekookt, en een half uur naar spullen gezocht.
En toen. ‘The proof is in the tasting, not the pudding.’ Awel, de reacties aan tafel vielen reuze mee. Er werd goed van gegeten. Alles op. Dubbelvla toe. – ‘Nee, geen ijs!’ – Ik kon het zweet definitief van m’n gezicht vegen Test doorstaan. Ik mag vaker koken
Na het eten was er disco op een andere groep. Nou vooruit, ik ben een beetje langer gebleven om de keuken weer op orde te brengen. Normaal hoeft dat niet, kinderarbeid, maar voor de gelegenheid, vooruit dan maar. Maar daarna echt lekker naar huis! Zaterdagavond op de bank voor de buis. Even ontgekken.

 

dinsdag 12 mei 2009

Nou, Caroline, in het kader van de zelfverheerlijking; tada… me, myself and I in pak. Nou nou… tut tut. Deze week was dan ook een goede om mij aldus uitgedost op de gevoelige plaat vast te leggen. (Of moet ik zeggen op het stukje silicium? Tegenwoordig.) Deze is gemaakt door Iris. Wat een bolle prednisonplofkop zeg.
Op de bruiloft van Michel en Ellen volgde zondag de tachtigste verjaardag van mijn ex-schoonvader. Wat een feestelijkheden allemaal. De verjaardag van schoonpapa werd groots aangepakt gevierd op het strand van Rockanje. In de Salsa Beachclub.

Het was een wederom stralende dag met ditmaal veel lang niet geziene ‘in-laws’, en kennissen en vrienden van de koude kant. Dus weer veelvuldig het verhalen over mijn schijnbaar onvermijdelijke ondergang en de onverwachte wederopstanding. De vader van Sandra wist van niets totdat hij na een ritje in de cabrio van Roon in de club aankwam. Weer goed voorzien van drank (één biertje, bij Michel geen biertje) en voer kwam ik op plezierige manier de dag door.
Na de feestelijkheden bracht ik oom Joop en tante Carla naar het huis van Sandra. Ik weet de weg hier nog niet zo goed. Dat krijg je als je jaren als een kluizenaar leeft. Vandaar dat ik de navigatiesoftware in mijn telefoon te hulp riep. Route 66. Onthoudt die naam als je van avontuurlijke reizen houdt. De tocht voerde ons langs plekjes en over weggetjes die zo in de folders van de lokale VVV zouden kunnen. Denk ‘Ontdek Je Plekje’. (Als je boven de veertig bent.)

Komende vrijdag het vijftigjarige bestaan van het huwelijk van m’n ouders en dan heb ik de feestelijkheden wel weer even gehad. Ik heb wat diensten kunnen verplaatsen en plak er gelijk een weekendje Austerlitz aan vast. Moet het medisch nog wel even een beetje meezitten want donderdag willen ze in het Dijkzicht weer een beetje pacmannen in m’n hart. Als dat niet goed uitvalt gaat dat feest niet door.
Eerlijk gezegd maak ik me me wel zorgen en druk over dat biopt. En dat druk is dan weer niet goed natuurlijk. En nog eerlijker gezegd ben ik er nu al zo zenuwachtig door dat ik het benauwd heb, en een beklemd gevoel op de borst. Psychosomatisch natuurlijk maar daardoor niet minder onplezierig. Wat een kutzooi die afstotingen telkens.

Ik ben blij dat ik m’n werk heb. Dat leidt me tenminste behoorlijk af. En heel erg moe werd ik er de afgelopen dagen niet van. Omdat ik een en ander begin door te krijgen kosten de dagelijkse beslommeringen me steeds minder moeite annex energie en ben ik eigenlijk niet eens meer zo heel moe na een dienstje. Gewoon, alsof ik een dagje gewerkt heb. na afloop van de dag nog even een boodschapje halen, potje koken. Gewoon. Zoals het ooit was.

Alleen morgen; dan moet ik al om 7 uur beginnen. Maar dat komt omdat ik niet word ingewerkt voor de slaapdiensten. Om voor de hand liggende redenen gezien de samenstelling van het team. Een vroege (Vroeg? Ha ha!) dienst begint normaal gesproken om half negen, al bijna middag dus. En een late eindigt 12 uur later om half negen ‘s avonds. Nâh, lekkâh laat! (En dan liggen de kinderen al lang in bed.) Nee ik geloof niet dat ik dat heel erg onregelmatig vind. Die belasting valt dus wel mee.

– Jezus, in Scheveningen stond ik regelmatig van 6 uur ‘s morgens tot ‘s avonds half 11 en soms langer op de ring. Maar toen was ik ook nog niet bijna vijftig. Want ik kan natuurlijk wel de perikelen rond mijn hart overal de schuld van geven maar ik ben ook gewoon geen 25 meer. – Tja: je wordt ouder papa. Geef het maar toe. – Daar ga ik wel van uit ja. Dus laat ik er maar aan toegeven. –

 

zondag 17 mei 2009

Donderdagavond. Er is niet gebeld over m’n biopt. Dus kan ik op weg naar de Utrechtse Heuvelrug. Aan het eind van m’n dienst rijd ik de A15 bij Europoort op. Rozenburg, Spijkenisse, Rotterdam. Ik ben nog niet bij Gouda of ik ben het al spuugzat. En ik moet nog naar Austerlitz. Helemaal naar Austerlitz! Om niet zo heel erg bij de les te hoeven blijven vertrouw ik erop dat het navigatiesysteem tijdig aangeeft dat ik ergens moet afslaan of van rijbaan moet veranderen. Het zal niet de eerste keer zijn dat ik, in gedachten overal behalve bij de weg, een afslag mis.

Het werkt en bij Driebergen verlaat ik, gelukkig, de snelweg. De airco uit en de raampjes open. De geur van dennen vult de auto. Ik ben er bijna. Een kort ritje door de bossen brengt me op mijn bestemming. Het begint te schemeren als ik bij Caroline binnenstap. Er is niemand thuis maar ik heb mijn rugtas nog om mijn schouder als ik de voordeur hoor. Wat een timing.
Met een glaasje een een hapje ploffen we met z’n allen, Jan, Caroline, Sara, Jari en ik, op de bank. De honden zoeken zoals altijd een onhandig plekje aan onze voeten. Hè hè. TV aan. Voor ons zit de week erop. Morgen wordt er niet gewerkt want dan vieren pa en ma hun vijftigjarig huwelijk. Maar dat is morgen. Moe neem ik het bed van Jari in beslag, waarin ik als een blok in slaap val.

Heel ongebruikelijk is het al negen uur geweest als het huis en alles erin de volgende ochtend langzaam weer tot leven komt. De honden uit, een bak koffie en een vers broodje. Zo, nu eens even leker onder de zonnebank. – Zonnebank? Hè? Ik mocht toch niet in de zon? – Tja, ik zit door de prednison van boven tot onder vol met acné. Daar moest ik volgens dr. C. maar eens fijn mee in de zon gaan zitten. (Zelf m’n rug insmeren met een zalfje leek de dokter toch wat lastig.) Zon? Welke zon? Het is kutweer! En oh ja; van dr. c. mag ik ook wel weer naar m’n werk fietsen. Zucht…

Ja, het weer… Ik weet wat pa en ma vanmiddag voor de gasten in petto hebben. Ondermeer een rondvaart door de Amersfoortse grachten. In een open bootje. En vertrek ik gewoonlijk naar Caroline met veel te veel kleding voor allerlei doeleinden, deze keer had ik slechts een schone onderbroek en een ouwe spijkerbroek op de achterbank van de auto neergegooid. Geen jas bij me, niks. gelukkig slingert er al weken een vest door de wagen.
En het is wel feest natuurlijk. Mmmm… zwarte schoenen, een zwarte broek en een zwarte polo. Ook het zwerfvest is zwart. Da’s wel erg begrafenis. Ik rijd met Sara naar Driebergen. Sara moet naar de kapper, en dan koop ik gelijk maar een leuk overhemdje. Bij de – jawel – Zeeman. Sara blijft aan de overkant van de straat staan wachten terwijl ik door de rekken struin. Al snel vind ik wat. Op naar de kapper.

Als ieders uiterlijk voorkomen naar tevredenheid geregeld is kan het feest beginnen en rijden we naar het huis van m’n ouders in Amersfoort. Een bus brengt ons daarvandaan naar de Lange Gracht in het centrum alwaar we aan boord gaan. Eenmaal op het water houdt het op met zachtjes regenen. Wat de pret niet kan drukken. Maar goed, dat schuitje varen moeten we nog maar eens overdoen als het droog is. Dan maar theetje, eh, biertje drinken aan de wal. Gevolgd door een diner. In een bistro, lekker warm en droog.

Zo heb ik de hele familie weer eens gezien en heeft de familie er zich van kunnen overtuigen dat ik daadwerkelijk nog leef.

En zo leef dat ik zaterdag al m’n moed bij elkaar raap om pard te gaan rijden. Hetgeen nog niet meevalt! Na een kwartiertje door elkaar geschud te zijn als een zak aardappelen hou ik het voor gezien. Ik maak de marathonwagen wel verder schoon. En zo’n cap op m’n kop is ook geen gezicht. Ik ruil de laarzen van Jan die ik aan heb voor zijn gympen en verruil pony Sammy voor een waterslang met borstel. Het is een prima gevoel dat ik tegenwoordig ook wat kan doen buiten, en niet alleen maar hoef te kijken.

Na een middag paarden kook ik een potje voor ons en kan de avond beginnen. Bordje op schoot, The Simpsons, Southpark, Chris Rock en Saturday Night Live bepalen de verdere avond. Het wordt wel een latertje. Wat me ook steeds beter afgaat. Ik ben nog niet echt ingestort als we alemaal naar bed gaan.

Vandaag dan eindelijk weer eens een bezoekje aan Nanne. Dat werd wel weer eens tijd. Nou, hij had weer praatjes voor tien, en dat zijn er wel eens voor maar één of twee geweest, dus dat was wel fijn om even mee te maken. Eten. En dan weer naar huis. Morgen om zeven uur beginnen.

 

dinsdag 19 mei 2009

Mijn achtertuintje met welig tierend groen. En drie fietsen en een scooter. Niet zichtbaar is de illegale bosjesman in het struweel rechts.

Nou, dat was dan lekker! Heb ik ‘s een vrije dag… is het rotweer. Ja, na het avondeten kwam de zon te voorschijn. Te laat. Beetje gemiste kans. Dan maar;

1. stofzuigen
2. m’n slaapkamer opruimen
3. boodschappen doen
4. koken
5. onkruid in de tuin wieden
6. fiets maken en banden plakken
7. auto wassen
8. wc schoonmaken
9. vloer dweilen
10. bed verschonen

Een leuk ‘to do’ lijstje. Waar dus niks van terecht kwam. Om voor de hand liggende redenen die ik nader zal toelichten.

1. Daar hoef ik denk ik niet al te veel over uit te weiden want, zo weet iedereen, stofzuigen is gewoon een #*%klus die je het het best tot morgen uit kan stellen.

2. Ik heb vandaag maar een ding, dat mede ten grondslag lag aan het verzuimen van mijn taken, gedaan in m’n slaapkamer. En je raadt het al… nee… ja… uitslapen. M’n telefoon was iets vreemds overkomen en toen ik uit mezelf wakker werd, stond het apparaat om een wachtwoord te vragen. Niet de pincode. Ik had geen flauw idee. Een harde reset bracht me weer in contact met de buitenwereld. Beetje jammer dat het al half elf was. De wekker was duidelijk niet gegaan. #*%WindowsMobile! Ja, beetje laat voor m’n pillen ook.

3. Geen boodschappen, geen eten en drinken. Hier kwam ik dus niet onderuit. Er waren weer wat deze-spullen-moet-je-standaard-in-huis-hebben op en ik wilde gezond eten vandaag. Teveel vrije dagen en vroege diensten zodat ik deze week niet op m’n werk eet. Dus moest ik maar weer eens
4. koken. Spercieboontjes, rijst en, lekker makkelijk snel klaar, kipfilet. Alweer kipfilet. Van de dokter moet ik wat vaker rood vlees eten. M’n HB was laatst wat laag. Maar dat schijnt niet zo goed voor je te zijn. Darmkanker en zo. Ach, schei toch uit. Een lekker biefstukje of een varkenshaasje? Mwah. Ik ga geen hele koe opvreten! Wat een gezeur. Van frikadellen krijg je het aan je hart, van bier Korsakov en van Amstel hoofdpijn. Maar daar heb je tegenwoordig hartstikke goede pillen voor.

Da’s even wat anders dan een luxe keuken met alles erop en eraan.
Ook zoiets waarvan ik denk: ‘Lekker belangrijk.’ Het eten smaakt er niet minder om.

5. Bij dit item op het lijstje speelde het niet hebben van enig tuingereedschap me ernstig parten. Ik zeg gewoon dat het een natuurtuin is. Ja toch? Groen is groen. Of het nou een brandnetel of een stokroos is, ik zie toch het verschil niet. Weer iets om me niet druk om te maken nu ik er over nadenk. Als ik maar een stukkie overhoud om te zitten.

6. Ja, daar had ik wel zin in. Het was er mooi weer voor. Beetje jammer dat m’n gereedschapkist met plakspullen en al op m’n werk staat. Volgende keer dan maar.

7. Grapje! Ja. Auto wassen. Haha. Ook zo iets dat ik nooit gesnapt heb. De auto is vies. Ja? En? Doet ‘ie ‘t dan niet meer? Dus? Nutteloze onderneming.

8. Ja, de WC heb ik maar wel gedaan. Noem het een neurose, maar dat doe ik eigenlijk wel elke dag gezien mijn anale uitspattingen.

9. Dan had ik eerst moeten stofzuigen. Zie ‘a’.

10. Ja, dat had wel echt gemoeten. Weet je wat? Als ik straks naar bed ga en ik zie iets rondscharrelen dat groter is dan een centimeter, dan doe ik het nog even. En anders doe ik gewoon m’n bril af. Zie ik ‘t ook niet. En zolang het niet kriebelt. Ach…

Concluderend kan ik dus wel vasststellen dat ik vandaag alweer verdomd weinig gedaan heb. Hé: iedereen om me heen roept maar dat ik het rustig aan moet doen. Zo vaak dat ik het bijna zelf ga geloven. Dat ik dat moet. Oh ja, en dat ik een beetje aan mezelf moet denken. Dat heb ik de afgelopen vijf jaar gedaan en dus uitgedacht. Maar het is goed bedoeld en ik stel de bezorgdheid op prijs. Echt wel. Maar het is niet zo heel erg nodig.

Weet je wat? Ik doe het morgen. Hoewel. Morgen is ook al half gevuld met een bezoekje aan de bedrijfsarts. Helemaal in Vlaardingen. Zo is het telkens wat. Volgens Piet P. wordt het morgen goed weer. En dan lig ik ‘s middags langs het water te relaxen met een boek en een fles koude limonade. Donderdag dan? Dan ben ik de hele dag vrij. Ik ken iemand die dit lezend haar hoofd schudt en zo haar gedachten hierover heeft.
En, helaas, ze heeft gelijk. I need my ass kicked every now and then!

 

zondag 21 mei 2009

Het pak is weer ingepakt en hangt klaar om naar de rechtmatige eigenaar teruggebracht te worden. Het feesten is voorlopig voorbij. Werken komt er voor in de plaats. Gedaan is het met m’n vrije leventje. Voor afspraken dient nu toch echt de agenda getrokken te worden.
Afgelopen dinsdag was ik op audiëntie bij de bedrijfsarts. Wat ik de volgende keer maar telefonisch afdoe. Voor een gesprek van – nou, laat ik het ruim nemen, – 10 minuten helemaal naar Vlaardingen. Plus vroeger dan strikt noodzakelijk m’n bed uit. En dan bij de ArboUnie ook nog moeten wachten. Is er eindelijk iemand die wel wil werken in tegenstelling tot de parade van werkschuwe simulanten die dagelijks aan de bedrijfsartsen voorbijtrekt…

Volgens de bedrijfsarts, en ik ben het daarover wel met hem eens, schijnt het werk me fysiek niet te veel te belasten en lijken er medisch geen beren op de weg te zijn. Van hem mag ik dan ook 32 uur gaan werken. Ik werk er nu 24. Per week dan hè. Per dag is wat overdreven. En per maand lijkt me nou niet meer echt de moeite om m’n bed voor uit te komen. En, wist de dokter me te vertellen, in een proefplaatsing hoef je niet per se boventallig te werken.
En dat laatste spreekt me wel aan. Ik stekker nou al zo’n 6, 7 weken achter m’n collega’s aan en begin me al aardig het vijfde wiel aan de wagen te voelen. en dat heeft ook effect op de interactie tussen mij en de kinderen. Die denken, want dat is ze om psycho-sociale redenen verteld , dat ik stage loop. Dus ben ik ‘maar’ stagiair en dus heb ik niets te zeggen. Dat zie ik zelf heel anders. Dus pech voor de kids als ik iets beslis.
Laat ze me maar gewoon zelfstandig inzetten.

Ik heb wel het idee dat ik het nu aardig door heb. Dat was in het begin wel anders. Toen dacht ik wel eens: “Waar ben ik in hemelsnaam aan begonnen?” Maar dat gevoel is toch wel bijna helemaal verdwenen. En zo wordt het steeds leuker. En ook wel een ietsiepietsie makelijker. M’n (soms bijna arrogante) zelverzekerde houding helpt me in dit geval ook wel een beetje. Die kleine kinderen prikken daar nog niet zo snel doorheen. En de rest van mijn gedrag op de groep is gewoon wel echt. Want dat merken kinderen onmiddelijk. Als je een neppert bent. Zoals een juwelier meteen ziet dat het Cartierhorloge dat je in Turkije kocht een goedkope vervalsing is.

Morgen mag ik er weer heen. Gaan we wat leuks doen. De school is weer eens dicht. Hemelvaart of zo. Zat ik nog maar in het onderwijs. Die twaalf weken vakantie per jaar waren toch niet gek. Nu betekent schoolvakantie dat ik juist harder moet werken. Nou ja? Hard werken? Het is dan drukker. Laat ik het zo formuleren. Maar was ik daarvoor niet gekomen? Om iets met kinderen te doen. Niet zeiken dus. Werken voor je geld kreng!

 

zaterdag 23 mei 2009

Zaterdagochtend en de zon schijnt. Ik zit me suf te peinzen wat voor boodschappen ik nodig heb. Dan kan ik die doen. Maar dan moet ik toch echt eerst bedenken wat ik wil eten. En… heb ik morgen nou een late of een vroege dienst? Het verschil tussen morgen wel of niet moeten koken. En is er nog genoeg brood? Beleg? Halvarine moet ik hebben meen ik zeker te weten. En de zon schijnt alsof er niets aan de hand is. ‘Kattenvoer!’, schiet me te binnen.

Het is chaos in m’n hoofd. Alderliefste met Ramses Shaffy en Liesbesth List op TMF NL. Even de de knop naar links. ‘Vivre’ Prachtvol. Even een momentje mooi om wat orde te scheppen. Ik leg al m’n gedachten neer en luister. Shaffy op het randje van dementie maar nog steeds heel erg… Shaffy, de vocaal steeds sublieme List, het elektische geweld van Alderliefste. Er is niet veel voor nodig om mij in vervoering te brengen.

– ‘Ga wat doen.’ – Ja, ja… rustig aan hoor. Ik heb de hele dag nog voor me. – ‘Uhuh… het is anders al half één.’ –

Ik heb een e-mailclient gedownload en geïnstalleerd, accounts ingesteld en kan dus weer mailen. Het duurt even voor alles binnengehaald is. Pffff… ik ga nou alles niet lezen. Alleen een berichtje van Nanne en eentje van de bedrijfsarts open ik. Om dat van Nanne (flitspaal) moet ik glimlachen en de bedrijfsarts bevestigt wat ik al wist; het gesprek dat hij met me had. Dat wist ik dus al. En glimlach toch. Nu tel ik helemaal mee. En de aanstelling, op De Vlieger, is ‘in the pocket’. Nog anderhalve maand.

Nou, hupsakee, de fiets uit de schuur en naar de C1000. Onderweg verzin ik wel wat. In elk geval twee blikken kattenvoer. Een fles spa rood, zes witte bolletjes, een gasverpakking vage vleeswaar en, vooruit, 4 diepvrieshamburgers. Ik heb echt geen zin om te bedenken wat ik wil eten. Om over koken nog maar te zwijgen.

Zwetend fiets ik met gevulde fietstassen naar huis. De boodschappen uit de tassen, een strandlaken, koude fles spa en een boek erin. De Brielse Maas lokt. Met een fris windje mee zoef ik over over smalle fietspaadjes, door Vierpolders, dijkjes. De brug over het water maakt voor even een eind aan het gezoef dat plaats maakt voor gepuf. Om niet het snot in m’n oren te rijden peddel ik tegen nog geen 10 kilometer het uur in een piemelverzetje tegen de helling op. Wetende dat de teller na het hoogste punt met gemak tot in de veertig kilometer getrapt kan worden.

‘Nee hè? Zijn ze hier nu ook al?’ Het fietscomputertje wijst, in de afdaling, ruim dertig kilometer aan als op een kruising van twee fietspaden, echt pontificaal in het midden, kaart in de hand, de verwarring van hun gezichten af te lezen, de elektrieke fietsen dwars op het pad, twee recreërende fietsers, opa en oma, de doorgang staan te versperren. Bellen heeft geen zin, kan ook niet want ik heb geeneens een bel op m’n fiets, geen ruimte meer op het stuur door allerlei gadgets. Ik zie een stukje asfalt van 20 centimeter waarover ik denk nog net langs ze te kunnen glippen. ‘Lekker handig!’ brul ik het stel nog even toe terwijl ik ze voorbij vlieg. Bloody tourists!

Ongeschonden bereik ik het blote strandje en parkeer m’n Gazelle tegen een boom. Oh schrik! O gottegottegod!! Ik had ze eerder al zien staan. Twee palen. Lekker hoor, in je nakie op een handdoek met een fles spa en een boekie liggen zonnen. Maar wat mij betreft toch echt wel de limit. Een stukkie lopen naar het water. Nou, vooruit. Dat vind ik ook nog wel kunnen. Maar nee. hoor. Vandaag hangt er een net tussen de palen. En naast een van de palen ligt een bal.
Een volleybal. Nee toch? Ja hoor. Er gaat nudistisch gevolleybalt worden. Getver. Daar lig ik nou niet echt op te wachten. De vleeswaren, helaas niet in toom gehouden door enige verpakking, vliegen in het rond. Eet smakelijk. Lust ik straks nog wel een broodje hamburger? Het is werkelijk geen gezicht. Een horreur van niet geringe omvang. Doe dan voor de gelegenheid even wat aan. Maar ja. Ieder z’n meug. Ik lees rustig, af en toe hardop lachend, verder in m’n boek.

Het betrekt en ik rij, wind tegen nu, op m’n gemak naar huis. – Wat heb ik dat fietsen gemist. – Eten, douchen. Vanavond staat een collega met z’n bandje in Het Barbiertje. Daar ga ik met Michel heen. Kan leuk zijn. Wie weet kom ik nog wat tegen in de hunkerbunker. Zal ik voor de zekerheid wat condooms bij me steken? Het doosje staat nu ook maar wat werkeloos op m’n nachtkastje. – ‘Vergeet dan ook je pillen voor morgenochtend en je diabetesspullen niet! Gammel geval!’ – Oh ja… Anders is ‘t da’lijk nog m’n tweede bijna laatse kunstje.

 

maandag 25 mei 2009

Nou… ooit stamlokaal Het Barbiertje hoeft sinds zaterdag echt niet meer voor me. Het was leuk met Michel, daar niet van maar wat een volk daar zeg. Le Barbier; rien n’a changé depuis cinq ans. Nog steeds dezelfde koppen die dronken op de knoppen van de gokkasten staan te drukken. Nog steeds dezelfde ogen die geil naar de vrouwen staren. (Ga tekeer; twee keer diep snuiven en je hebt een leuke SOA te pakken.) Mij daar niet meer gezien.

Tijd om wat anders te zoeken. Ik word te oud voor dat gedoe. Laat mij maar lekker ergens bij iemand op de bank hangen, beetje ouwehoeren, TV kijken, biertje/spaatje/colaatje erbij en dan heb ik het prima naar me zin en is de avond wat mij betreft prima geslaagd.

Ik kom nu net bij Richard en Anja vandaan. Bijkletsen over ‘het vak’ (medisch kindertehuis, gevangenis en TBS-inrichting) waar we nooit over uitgepraat raken, CSI en Bones. Zo’n avond.
Caroline belde met de mededeling dat ze de hond van Jan hebben laten inslapen. Het dier was erg ziek. Wel sneu voor Jan. En het was een hele leuke hond. Ook dat nog. Zelfs ik vond het een leuke hond. En ik hou helemaal niet van honden.
En over honden; Richard en Anja hebben een hele stoere Sharpei, zo’n Chinese Kung-Fu-hond. Je weet wel. Maar dat beest is zo bang voor onweer. 30 kilo trillende hond op schoot. Want het ging hier behoorlijk te keer op meteorologisch gebied.

Tussen de onweersbuien door ben ik snel door de polder naar huis gefietst. De benauwdheid was uit de lucht, een paar kleine spettertjes daar smelt ik niet van, alleen de bliksem. In het open veld. Mmmm… Zou dat een beetje lijken op de klap van een ICD? Of eh… ben je dan plotsklaps een rokende brandvlek op het asfalt? Doorfietsen dan maar. Het was maar een klein stukje. flink wind mee.

En dan gauw naar bed. Morgen weer werken.

 

woensdag 27 mei 2009

Buiten spelen met de kinderen. ‘Voetje van de vloer.’ Kennen we het nog? Mooi zo, we zijn onze eigen jeugd nog niet vergeten. En ik denk nog steeds dat ik de eeuwig durende jeugd bezit. Daar wordt ook wel heel anders over gedacht. – Bedankt Tineke! – . De tikker komt op me afrennen en zo’n ventje is natuurlijk veel sneller dan ik en er is geen speeltoestel om op te klimmen in de buurt. Ik neem een snoekduik naar de grond, wikkel een judorol af en na de landing houd ik m’n voeten in de lucht. Poe, net niet getikt.

Zie je wel dat ik de souplesse nog heb om geheel pijnloos op de tegels van het schoolplein te landen! We hebben er allemaal lol in. Totdat ik, heel rustig nu, de zandbak instap. En m’n enkel verzwik. ‘Doet het erg zeer?’ werd er bezorgd gevraagd. (Ja, dat doet het.) ‘Valt wel mee.’ En hoewel ik het rennen maar voor gezien hield, duurde m’n dienst nog ruim een uur. Dat maakte ik vol en verrekkend van de pijn strompelde ik daarna naar de parkeerplaats.

Nou, mooi. Heb ik dat? Net aan ‘t werk kon ik me vanmorgen ziek melden. En naar de SEH. Gaby kwam me ophalen. De schoen die ik gisteravond uit had gedaan kreeg ik niet meer aan. Dan maar op een slipper en een sneaker de deur uit. In de koffer van de auto lagen nog krukken. Tja, ik heb altijd de gekste dingen in m’n wagen liggen. Voor de zekerheid beldde ik even het EMC om te vragen of ik met dit letsel gewoon naar het Ruwaard van Puttenziekenhuis (lokaal beter bekend als het Ruwaard de Prutserziekenhuis) kon gaan. Dit belletje schelde weer 40 kilometer rijden.

Onder begeleiding van mijn au-geroep en vriendelijke, doch dringende, verzoeken toch vooral voorzichtig te zijn, onderzocht een arts-assisstent m’n enkel en omstreken. ‘Een breuk misschien.’ Nee toch? Röntgenfoto’s wezen gelukkig anders uit. Bleef over de optie dat er banden gescheurd zijn. Maar door de zwelling viel dit niet te beoordelen. Verdomme! Dat gaan ze volgende week op de poli bekijken. We zullen zien.

Nu zit ik zinloos en een beetje misselijk van de pijn op de bank. M´n zere voet, gewikkeld in een indrukwekkend drukverband, op de hocker, de TV aan en een fles limonade binnen handbereik. En het gaat weer regenen. Wat een fijne dag zeg. Ik ga nog maar in bed liggen. Als ik de trap op kom. Geslapen heb ik vannacht niet. Het ergste vind ik dat ik nu even niet kan werken. Daar baal ik nog het meeste van.

Nou, ja, het kan ook niet altijd meezitten. En ik heb tot nu toe mazzel genoeg gehad, laat ik dus maar niet zeuren. Dat staat weer zo ondankbaar.
– En soms kan ik er ook wel wat mee lachen als het niet meezit. Ik zet niet steeds mijn fiets met het kabelslot vast. Dat blijft dan in de houder zitten. Dacht ik dan toch. Tot het slot vorige week niet meer open ging. Ik maak me sterk dat de één of andere lolbroek het verwisseld heeft me een identiek slot dat aan een andere fiets zat. Er is dus nog iemand die zijn slot niet meer openkrijgt. Twee vliegen in één grap. Ik had het zelf willen verzinnen. –

 

vrijdag 29 mei 2009

Vrijdagavond en ik ben me pijnlijk bewust van het feit dat aan de onderkant van m’n linkerbeen m’n linkervoet begint. Weliswaar is de pijn flink verminderd, een dagje rondscharrelen stelt het lichaamsdeel nog niet op prijs. Het klopt, het steekt, het brandt.

– En hoe komt dat dan? –

Nou, ik heb zo’n vijf jaar ziek thuis gezeten en dat heb ik wel een beetje gehad.

Ik verveelde me de tandjes. Niks te doen. Ja, pillen ophalen bij de apotheek. Dat was ook in 10 minuten gepiept en zat ik weer op de bank voor een buis vol niks. Ja, en nou? Het werk bellen! Of ik nou pijn heb terwijl ik een beetje stompzinnig op de bank hang, me vol proppend met buine boterhammen belegd met salami en augurk, weggespoeld met sloten zwarte koffie, of dat m’n voet zeer doet terwijl ik een beetje rond de groep rondscharrel met m’n kruk en nog wat met de kinderen kan. Gebeld.

En zo had ik toch nog een leuke middag en avond. Ja, ik ben maar gebleven tot het einde van de late dienst. Het was mooi weer, de kinderen gedroegen zich relatief prima. Iedereen, leiding en kinderen, was lekker buiten. Er werd gespeeld en gepraat en zo af en toe en hier en daar een ruzietje in de kiem gesmoord, gelachen. Zo zouden er meer dagen moeten zijn.
Alles goed en wel; De mededeling dat ik alleen voor de gezeligheid kwam bleek al gauw een tamelijk loze te zijn. Zo zit ik nou eenmaal in elkaar; hier nog wat te doen, daar een kind met een vraag of een verhaal, een losse trapper aan een fiets. En daar gaat ik dan weer. Ach ja. Nu vinden jullie me niet alleen eigenwijs of niet altijd even verstandig; zelfs de kinderen zeggen dit nu gewoon hardop tegen me.

Ja, en morgen weer. Ga ik pannenkoeken bakken. En daarna kan ik me dit soort grappen echt niet meer veroorloven. Dan sta ik ik full-time op eigen benen in het rooster, heb ik een eigen mentor-kind, draai ik m’n eerste slaapdienst en is het helemaal echt. Uit met alleen de leuke dingen. Aan de bak.
En full-time werken? 32 uur gemiddeld per week? In het ziekenhuis krabde men zich wel even achter de oren. Maar meneer Oosterboer een beetje nietsdoend thuis zitten? Dat zagen ze niet echt voor zich. En ik ook niet. Ik werd er echter wel uitgelachen. ‘Wat heb jij nou weer?’ Ik heb inderdaad wel vaak wat ja. Dat krijg je als onbesuisd tiepje. Wat las ik laatst ergens? Oh ja: ‘Het meervoud van lef is leven’. En zo is het maar net.

 

zondag 31 mei 2009

Een beetje teleurstellend weekend. Er waren wel wat krenten in de pap, en ik heb me zeker niet verveeld. Maar toch.
Na het pannenkoekenbakken op het werk belandde ik bij Sandra en Roon, die net gingen barbekjoewen. Kwam dat even mooi uit. Dat ging er wel in na een enkele pannenkoek. Gaby kwam ook nog langs en ik hing, handig als ik ben, een buitenlamp op voor Sandra en Roon. Zonder dat iemand er erg in had was het zo 11 uur.

Een mooie tijd om het een deurtje verder te gaan zoeken. Volgens Cees was er feest op Tennisvereniging United Service. En daar heb ik menig feestje gefeest. Een paar van die feesten luisterden Peter, Brian en ik op als The PartyFactory, Drive-In Discotheque voor al uw feesten, muzikaal op. Meestal was het dan wel zo ‘n twee uur in de morgen als de laatste feestbeesten in kennelijke staat het clubhuis verlieten.

Ik stapte in de auto en reed van Oostvoorne naar Hellevoet. Alle toeristen lagen al in hun sleurhut waardoor de rit vlotjes verliep en ik in lutteleminuten de parkerplaats van het tennispark opreed. Donker. Geen auto te bekennen. Half twaalf! Huh? Enigzins verbaasd maak ik een U-turn om het terrein weer af te rijden. Naar huis dan maar. Naar bed. Slapies doen.

Vergeten de deur dicht te doen werd ik vanmorgen wakker door de kat die naast m’n hoofd tevreden lag te spinnen. Nou, eh, dat kon ik niet zo waarderen. Wat ik de kat ook even duidelijk maakte. Eruit. Kat eten. Pillen. Spuiten en een boterham. Het gebruikelijke ritueel. Terug naar bed. Nee, het was mooi weer. Mooi weer om het bruiningsproces van mijn huid weer wat impulsen te geven.

Op het naaktrecreatieterein, zoals het blote kontenveldje officieel heet, lopen best wel mensen in badkleding. Ja, ook gluurders, maar die bedoel ik niet (Je herkent ze zo; oude mannetjes, fiets aan de hand, zweterig voorhoofd, oogjes die rondspeuren, ronddwalend aan de periferie van de ligweide.), maar recreanten in bikini of zwembroek. Meestal in gezelschap van zonnebadende blootlopers.
Geen probleem. Niemand die het gek vindt, er wat van zegt of raar kijkt. Gewoon mee-volleyballen, zwemmen of wat dan ook. Neerlands tolerantie ten top. Hoe anders is dat op het textielstrand alwaar strenge conventies en ongemakkelijke keurslijven bestaan. Waar tolerantie ver te zoeken is. Want je hoeft echt niet te proberen om in je blote niksie tussen de zonnebaders op het gewone strand te gaan liggen. Het duurt niet lang of over het hete zand komt een witte Toyota HiLux met zwaailampen en sirene aangesneld.

In de lucht trok een dik wolkenpak over en ik vond het na twee uur muziek luisteren en Youp van ‘t Hek lezen wel mooi geweest. Met de voorraampjes naar beneden en Incubus uit de luidsprekers reed ik naar Peter voor een biertje. ‘Ga vanavond mee naar MACH, daar is een wedstrijd voor coverbandjes.’ Ja, leuk. Even naar huis om me op te frissen en om te kleden. Weer terug bij Peter maakte ik een pan nasi en Peter een pannetje pindasaus. Eten!

Tegen achten vertrokken we met Rob van de muziek, wiens idee de hele onderneming was, en Claudia, de vriendin van Peter, naar Fort Haerlem. Hullie op de fiets en ik wegens blessure met de auto. Ik vond al dat ik zo makkelijk een parkeerplaatsje vond voor het fort. Ja, logisch. Er was geen kip te bekennen buiten de scooterkoeriers van de pizzeria. Een belletje naar huis leerde Rob dat De Grote Prijs gisteren werd bevochten.

Dan maar een terrasje. Ook heel vervelend allemaal. Het was weer als vanouds lachen met Peter. Toen de zon achter de bunkers verdween verdwenen wij ook. Naar huis. Morgen werken. Maar een slaapdienst. Dus nog een hele pinksterdag te besteden. En pinksteren, waar ging dat nou ook weer over. Had dat niet iets met JC en de Spiritus Sanctum te maken? Dat zij de meubelboulevards deden nederdalen op de aarde en dat we dat op tweede pinksterdag massaal herdenken in de tempels van de Heilige Piet Klerkx of Keukenconcurrent alwaar de woekeraars de kudde verleiden met schimmige financiëringsplannen.