Maart

3 maart 2011 0 Door robzter

Lente

dinsdag, 22 maart 2011 19:14

Is het dan lente? Het heeft er wel wat van weg. Zo zat ik zomaar na een drukke dag in de tuin. Op het scherm van m’n leesplankje een stokoud bundeltje van van ‘t Hek. Wat mij betreft een vreselijke man. Maar z’n stukjes hebben wel wat. Cynisch zeiken; Ik hou er wel van. Eigenlijk wou ik stiekem dat ik het zo kon. Ik neem een slokje uit m’n blikje bier dat Agnes voor me heeft neergezet. En lees. Patiëntenverenigingen. Wie worden daar lid van? En hoe wordt je daar lid van? Vraagt de columnist zich af. Ik vraag me af hoe je een beetje continuïteit in zo’n club houdt. Of zouden er ook gezonde mensen lid kunnen worden van een patiëntenvereniging? Zo heb je de penningmeester begraven of de voorzitter begint een vervelend hoestje te ontwikkelen. En hoe keurt de jaarlijkse Algemene Ledenvergadering de notulen van de vorige vergadering goed als er geen overlevende leden meer zijn die deze laatste bijeenkomst bij hebben gewoond? Ik zou niet graag de ledenadministratie bij houden. A hell of a job!
Voor het overige dacht ik niet veel hoor. Zittend tussen de troep in ons tuintje. Werk aan de winkel. Voor iemand anders, niet voor mij. Laat ik wel wezen; Ik ben dol op de natuur. Maar niet in mijn tuin! Weg met die groene zooi! Vergifspuit en chloor staan al klaar om het laatste mosje, tussen de tegels piepend plantje (inwassen met cement?) of algje rigoreus de das om te doen. Er staan nog twee zieltogende boompjes als muurbloempjes tegen de schutting. Dat is wat meer werk. Maar die gaan er binnen niet al te lange tijd ook aan. Ik weet iemand met een kettingzaag. Chlorofyl genoeg met al die boeren hier in de buurt. Alsof mijn bijdrage aan het natuurschoon gemist zal worden.
Dat compenseren die halve zolen met hun volkstuintjes wel. Zijn ze eindelijk gepensioneerd, gaan ze zich alsnog het schompes werken. Om met fietstassen vol onbespoten en dus door van alles aangevreten niet aan de straatstenen kwijt te raken zogenaamd macro-idiotisch groenvoer huiswaarts te keren. Doorgeschoten sla, zieke aardappelen. Maar alles onbespoten en puur natuur. Elk wormpje of beestje eigenhandig weggevangen in een jampotje en daarna elders uitgezet. Ik lach me dan ook rot als ik zie hoe de grote buurboer z’n land machinaal onderspuit met tinnef dat net zo hard naar de hobbytuintjes waait.
Als de zon begint te zakken koelt het snel af. Jammer. Vanavond de internets afstruinen voor een setje terrasverwarmers. Ik zag al een mooie. Vermomd als parasolstandaard. Net als overgrootmoeder vroeger had; Zo’n kolenstoof om de voeten warm te houden maar dan elektrisch. Straalmodel voor boven aan de stok van de parasol en we kunnen tot diep in december genieten van de tuin. Gewoon in een t-shirtje en korte broek. Tuinverlichting met gekleurde persglaslampen voor goed en toch sfeervol licht. Dit wordt een mooie warme zomer. Maar vanmiddag hield de tuinpret om een uur of vijf op.
Wat niet erg was want ik was zelf ook een beetje op.

 

Cardiodag

donderdag, 17 maart 2011 19:10

Geheel tegen de gebruikelijke routine in werd ik al gewekt op het ongristelijke tijdstip van … Nou ja, ik weet het niet. Maar het was voor zevenen en dat is in mijn beleving zo’n beetje midden in de nacht. Nog jong kwam ik wel eens thuis aankakken op een dergelijk tijdstip. Ik gafde schuld maar aan de omstandigheid dat ik slecht had geslapen. En veuls te laat de bijna echtelijke sponde had opgezocht om überhaupt aan een beetje voldoende nachtrust toe te komen. Zenuwen. Ik zag de bui gisteravond al hangen; gerede kans op een confrontatie met Mw. Dr. Balk. Eerlijk gezegd is mijn hart onderwerp van mijn mindere zorgen. Maar toch. Donkere wolken pakten zich samen, donkerder wordend naarmate we Rotterdam naderden.
‘Ja’, probeerde ik mezelf te overtuigen, ‘Dat hart zit wel goed hoor. Ik voel prima, nooit ziek.’ Een ander stemmetje bracht echter te berde dat ik toch wel snel moe ben. En met een spottend lachje vervolgde het dat het weliswaar zo is dat er boven goed gereedschap een goed afdakje moet hangen maar dat zo’n uitbouw als die van mij op z’n minst overdreven is. Dat klopt allebei en ik werd er niet geruster op. Ik had een vorige keer al op m’n kloten gehad dat ik te zwaar werd.
Beneden bij de parkeergarage van het EMC werden we opgewacht door een drietal glow-in-the-dark gele jasjes die eenieder die hen recht genoeg van lijf en leden toescheen tegenhielden en verwezen naar de nieuwe – Ja, de blunderput is eindelijk functioneel! – parkeergarage onder het Museumpark. Ik wees op de rolstoel achterin de auto. Dankzij dit hulpmidddel behoren we tot de bevoorrechten die in de onmiddelijke nabijheid van het hospitaal mogen parkeren. Ja, nog heel even en ik kan met de mij inmiddels toegezegde invalidenparkeerkaart pontificaal voor de ingang vande poliklinieken parkeren. (Of voor de supermarkt, het postkantoor, het gebouw van Psyq.) Dat er ook een invalidenparkeerplaats voor de deur tot stand dreigt te komen weten de buren nog niet. Mijn parkeerprobleem is dan wel opgelost.

Een thoraxfoto was snel gemaakt. Als het hondje van Pavlov wende en keerde ik voor de opnameplaat reagerend op de piepjes die aangeven dat de opname gemaakt is. En passant repareerde ik even later de bloedprikstoel van de bloedprikzuster die zoals altijd als ik haar tref naar ‘mijn meiden’ informeert. De armsteun zat los maar na het verwijderen van een ringetje bleef het onderdeel weer klemvast op zijn plaats. Beetje versleten. Maar verder hebben ze wel goede spullen in dat EMC. Zolang er af en toe wat handige patiënten langskomen dan.
Maar goed. Dr. Balk. Er was geen ontkomen aan. ‘Oosterboer!!’, galmde het door het kantorengangetje. ‘HELP!!’, echode het door mijn hersenpan. Met de haar typerende frons nam ze me op toen ik dichterbij kwam in m’n rolstoel. ‘U kunt dat stukje (een metertje of dertig) niet lopen?’ Nee, dat stukje kon ik niet lopen. Hetgeen ze belachelijk leek te vinden. In het onderzoekskamertje begon ze direct over mijn gewicht en omvang. Oké, tien kilo aangekomen in eeen jaar. Alsof ik voor de lol in een rolstoel zit en de een of andere arts vriendelijk doch dringend heb verzocht een ravage aan te richten in m’n rug om zodoende de rest van mijn leven van de voordelen van het invalide-zijn te kunnen profiteren. Agnes moest maar niet zo goed voor me zorgen. Een schop onder m’n kont had ik nodig. Die transplantatie had zo ook lekker veel nut gehad. Yeah, right. Weer lekker empathisch zoals gewoonlijk.
Zoals verwacht was de toestand van m’n hart prima in orde. Nog even gezeik dat het lijstje met medicatie dat ik altijd bij me draag niet klopte – dat was dan wel weer stom ja – en dat ze op de hoogte wilde blijven wat er verder op het gebied van pijnbestrijding ging gebeuren. Ik was blij toen het consult achter de rug was. Carol van de poli was gelukkig een stuk meevoelender. Eigenlijk kon ik wel janken. Maar dat deed ik dan maar weer niet.
Toch in de buurt, twee klapdeuren door, deden we nog een bakkie bij Fred op de HTU. Hij lag er nog steeds. Ook zoiets moeilijks. Fred, wachtend op de wachtlijst en ik, transplantatie in the pocket, in te blakende gezondheid tegenover hem. Agnes en ik aan de koffie. Fred aan de vochtbeperking. Toen de zaalarts kwam zijn we naar huis gegaan. Nog zat te doen. En ik had het wel gehad.

Een zware dag.

woensdag, 09 maart 2011 18:00

Als ik om half acht beneden kom zit Agnes uiterlijk rustig aan tafel achter haar laptop het nieuws door te nemen. Een zoen en ik zet twee mokken verse koffie. De kinderen komen ook uit bed. M’n meisje zit er zo al een tijdje. Vandaag is de crematie van ma. We hebben het er nog even niet over. Als het nieuws zo een beetje doorgenomen is – Lacherig om een bever die nog net niet direct na vrijlating in de Drentse natuur werd platgereden. Dat verzin je niet. Zet dat beest dan ook niet pal naast een snelweg uit z’n kooitje! Groene sukkels. – zoeken we naar een nieuwe telefoon voor mij. We moeten wat. nog even niet denken aan de emotionele dag die ons te wachten staat. De kinderen komen beneden en maken een boterham voor zichzelf. Het lijkt een gewone ochtend.
Om de beurt douchen en aankleden. Mathijs moppert nog wat over zijn nieuwe kapsel. Agnes en hij zijn gistermiddag nog snel naar de kapper geweest. We hoeven niet op chic, zo zat de moeder van Agnes niet in elkaar, maar een beetje netjes mag toch wel. Opa meldt zich aan de achterdeur. Agnes strijkt m’n broek. Wat ik natuurlijk zelf ook wel kan… daar niet van. Ze doet het te graag voor me. Tiptop zitten we elkaar een beetje aan te kijken. Tsja… Dus gaan we maar met z’n allen naar het huis van ma om haar op te halen.
Een laatste blik, een groet en vooral tranen. Koos staat er met een beker koffie in zijn handen bij. Wel ja, waarom niet? We zetten nog wat bij en zo doen we een laatste bakkie met ma. Er staan nog bonbons op het dressoir. Lekker. De kinderen hebben de TV aangezet; Zack en Cody… Vooruit dan maar. Wachten op de begrafenisondernemer en z’n mannen. Met hun hulp worden er nog orchideeën in de kist gelegd en dan schroeven we met z’n allen, de kinderen helpen ook mee, het deksel erop. Het is tijd om aan het laatste ritje van ma te beginnen. Naar de Ommering in Spijkenisse waar de plechtigheid zal plaatsvinden.
Om ma thuis op te baren bleek een goede gedachte. De kinderen hebben in een bekende omgeving, gewoon bij hun oma thuis, afscheid kunnen nemen. Ze hebben gezien dat de dood, hoewel naar en ook wel eng, gewoon bij het leven hoort. Ze hebben het verdriet kunnen zien maar ook dat we nog gewoon over oma praatten. bijna alsof ze er nog was. Dat er grapjes gemaakt konden worden. we konden in en uit lopen zonder bemoeienis van anderen behalve de zorgen vaan de begrafenisondernemer die alles heel goed begeleidde. ‘Prettig’ is niet het goede woord. Maar komt er wel het dichtste bij. En nu ging voor het laatst de voordeur achter ma dicht.

Een korte informele dienst bijgewoond door vrienden vormt het definitieve afscheid. Agnes en Koos houden beiden apart een toespraak. Wat altijd een moeilijke opgave is. Het is mooi en vooral erg persoonlijk. Handen schudden en nog lang niet de laatste tranen. Een hoofdstuk afgesloten. Voor ons komen er nog volgenden. Helaas gaat ma die niet meer met ons meemaken. Wel heeft ze nog geweten hoe gelukkig haar dochter was omdat die binnenkort gaat trouwen. Daar keek ma wel naar uit. Als ze maar geen deftige jurk aan hoefde. Nee hoor, dat hoefde niet. ‘Kom maar gewoon als jezelf.’ Ma, we zullen aan je denken die dag in mei. Dan ben je er voor ons toch een beetje bij.

En dan komen we thuis. En moet er toch gegeten worden. Heel banaal moeten er boodschappen gedaan worden. Maar ook nog kaarten opengemaakt die op de mat liggen. Alles blijkt gewoon door te gaan. De wens dat dat de tijd heel even stil zou staan om rustig adem te halen was een loze. Op naar Albert Heijn. Waar de pizza’s in de bonusaanbieding zijn.

All things have an ending

maandag, 07 maart 2011 14:30

Donderdagmorgen. 3 maart 2011. Ik kruip moe en alles pijn weer terug in bed. Eigenlijk gestuurd door Agnes:”Maak er nou maar even een rustige dag van, je hebt je veel te veel uitgesloofd.” Met de nieuwe auto kan ik zelf op pad en ik heb de dag tevoor zelf wat boodschapjes gedaan en Agnes heen en weer gereden naar het stembureau. De kinderen hebben vakantie, Mathijs heeft een vriendje te logeren en ik vind het best. Quality-time met m’n dekbed. Moe. Dan piept m’n mobieltje. Vooruit, twaalf uur zo’n beetje. Het is Koos, pa – de vader van Agnes -. Hij wil Agnes hebben. Geen loos praatje zoals gewoonlijk? Hij klinkt vreemd. Agnes pakt de telefoon aan. Al snel betrekt haar gezicht en wellen er tranen in haar ogen.

Voor ik kan vragen wat er is, stamelt ze dat haar moeder dood is… “Wat?” Dat kan toch niet? Agnes was gisteravond nog bij haar. Niets aan de hand. Nou ja, niets? Niet iets waaraan iemand zo opeens overlijdt in elk geval Zover we weten. Zoiets geloof je eerst niet. Terwijl het toch waar is. Het kan dus wel! Kut! Ik spring uit bed – stel ik me voor – en houd Agnes stevig vast. Wat moet je dan zeggen? Ik weet het niet en voel me een sukkel. Ik pak haar nog steviger beet en aai door haar haar. Kleren aan en sneller dan comfortabel rijden we naar het verzorgingstehuis waar ma sinds een paar dagen is opgenomen.
Voor de ingang van het huis staat nog de ambulance, boven, voor de kamer van ma staat een verbouwereerde pa. We staan elkaar een beetje idioot aan te kijken, we mogen nog niet de kamer in, en dan zijn er nog meer tranen. Woorden zijn even overbodig. Verbijstering en verdriet bepalen het moment. Ontzetting ook. En dan raakt alles in een stroomversnelling; de schouwarts handelt de formaliteiten af nadat hij voor de vorm nog naar een levensteken heeft gezocht , een begrafenisondernemer wil zijn ding doen en Agnes, die denkt daar nog wel tijd voor te hebben, moet stante pede allerlei beslissingen nemen die ze niet wil nemen. Alsof je uit een draaimolen wilt stappen die de kermisbaas maar niet wil doen halt houden.
Het loopt tegen het eind van de middag als ma keurig, de begrafenismannen hebben hun best gedaan, in haar eigen slaapkamer, thuis, ligt opgebaard. Het is nog steeds onwerkelijk. We maken de kamer een beetje gezellig met een bloemetje en een lichtje. Agnes zet een draagbare radio neer, moeder hield niet van stilte, en stopt nog snel een pakje sigaretten in de kist. We leggen het deksel erop. We twijfelen over de aansteker; Die halen we er zekerheidshalve, er zit een koelinstallatie in de kist, toch maar weer uit. Beducht voor een vroegtijdige en hoogst illegale crematie als we zijn. Daar staan we; Gehannes met het deksel van de kist, Agnes die er wel om kan grimlachen, zo schijnt dat dan te gaan. “Ja, sorry ma, zo heb je ook niks aan je peuken.
‘s Avonds gaan we met de kinderen naar oma. Eng? Ja, natuurlijk. En verdrietig onbegrip. Oma krijgt knuffeldieren van Mathijs en Jirina, de liefste die ze hebben, om haar gezelschap te houden. En zo begint langzaam het afscheid nemen. Ieder op z’n eigen manier. Agnes, Koos, Jirina en Mathijs. Ik voel me eeen beetje een buitenstaander en bekijk het van een piepklein afstandje. Dag zeggen. Voor altijd. De dingen die niet meer gezegd zijn, die niet meer gedeeld zullen worden, blijven achter en zweven in de lucht om ons heen. Zo gaat het altijd. Aan het definitieve wil niemand denken. Nog niet.
Dat moet dan maar wachten tot woensdag… En dan zien we wel hoe we met z’n allen min één verder gaan. Want verder zullen we gaan. Zoals altijd. Wij laten ons niet kisten!

Dag ma!