Klussen met klunsen
Wat heb ik vannacht weer ontzettend klote geslapen. Ditmaal geef ik de acné, die bezit heeft genomen van m’n armen en torso. Al naar gelang het ontwikkelingsstadium waarin ze verkeren jeuken ze of doen ze zeer. Wat erger is weet ik niet. Het is beide behoorlijk irritant. Het lijkt alsof er kruimels in bed liggen. Wegvegen helpt niet want de kruimels zijn uitwassen van m’n lichaam. Of ze zitten er nog aan vast, of ze hebben inmiddels losgelaten voor een vrij leven op het onderlakens. Stapeldol word ik ervan. Wat kan ik er aan doen?
Resultaat van alle ongemak is dat ik uiteindelijk wel in slaap val, maar pas om een uur of zes ‘s ochtends. Waarna ik pas om een uur of één wakker word al een wrak. De rest van de dag zie ik dan al meteen niet meer zitten. Ik kijk overal als een berg tegenop. Zeg maar een beetje gelijk Hannibal die de Alpen over moest. Maar die had tenminste nog een kudde olifanten bij zich. Zo kan ik het ook. Helaas moet ik het doen met een lelijke hond, een bejaarde kat en twee konijnen. Ga er maar aan staan.
Op deze manier kom ik nergens toe. Toegegeven; het moe zit vast ook voor een heel groot deel tussen de oren. Een psychiater ben ik niet maar het lijkt me wel een beetje depressievigs of zo. Een schop onder de kont lijkt me niet overbodig. Oh nee, ho, wacht… pas als… nou ja, laat maar. Aan de slag dus. Met iets. Wat dan ‘iets’? Iets nuttigs. Agnes wist wel wat. Op internet had ze een plafondlamp gescoord. ‘Laten we die ophangen!’ Ik stribbelde nog tegen met het argument dat we geen goede boormachine hebben. Om dat – stom – direct te ontkrachten door voor te stellen vriend Fred te bellen. Of hij er een had.
Die had hij. Er was geen ontsnappen meer aan. Aan de bak. Daar stond ik plotseling, wiebelend op de boxspring, met de klopboor van Fred in m’n handen. Een hele goede klopboor want in geen tijd zaten er nieuwe gaten in het plafond en de muren. Daarna kwam eigenlijk het moeilijkste. De bedrading van de lamp moest aangesloten. Ik kon er net bij. Of eigenlijk; net niet. Dat hebben we dus gelaten voor morgen. We hadden trouwens ook geen lamp. Voor in de lamp. Uhh? Dus morgen kunnen we het doen met het licht aan. Dat werd wel eens tijd.
Inmiddels was het zweet me uitgebroken. Gedouchet had ik al. Dat was dus een nutteloze actie. Ik kon weer. Heb ik niet gedaan. Ik plofte uitgeblust op de bank. Ik had wel iets gedaan. Goed van mij. Eenmaal bezig kon ik het zelfs nog aan om mee te gaan de hond uitlaten. Wat natuurlijk wel een zittende activiteit is in mijn geval.
Zo meteen ga ik naar bed en ik hoop twee dingen; dat ik kan slapen en dat de lamp niet van het plafond komt. En morgen gezond weer op.