Klabam!

Klabam!

25 november 2013 4 Door robzter

image

Rare dagen waren het; Wel of niet het ziekenhuis uit, definitief afscheid van pa. Maar zaterdag hebben we, ik in elk geval, een rustige dag. Agnes moet nog wel boodschappen doen. Ik blijf lekker in m’n mandje liggen. En lig daar nog als Agnes terug komt met mensen- en dierenboodschappen. Tijd om alles eens te laten bezinken. De dood van pa, de weken in het EMC, de confrontatie met mijn eigen sterfelijkheid. Van alles gaat er door m’n hoofd. Ik moet oppassen dat hersenspinsels geen eigen leven gaan leiden. En ik ben moe. Af. Ik beloof mezelf dat ik maandag stappen zal ondernemen om weer wat actiever te worden. – Oh, dat is vandaag! – Fysio Maarten eens bellen. Inmiddels ben ik voorzien van een rollator dus als ik me er toe kan bewegen misschien even buiten lopen, de zon lonkt, m’n rolstoel een beurtje laten geven. Dat soort dingen.

Maar goed, ik had het over zaterdag. Alles redelijk normaal, geen extreme zaken. Business as usual. De dag trekt zo’n beetje als een trage rivier aan me voorbij. Op z’n tijd wat eten en drinken. Beetje TV. Zinloos rondzappend. Net zoals ik maar wat door het leven zap en geniet van het leuks dat ik zoal tegenkom. En, wat niet altijd lukt, verder zappen als het niet leuk is. Wie de afstandbediening heeft, rules. Jammer dus dat ik soms de afstandbediening van m’n leven niet zelf in de hand heb. Dan heb ik me maar te voegen. Zo gaat dat. Maar, zo min mogelijk getreurd, het leven gaat verder en ik kan niet bij de pakken neer gaan zitten. Wat ook niet geheel mijn stijl is. Ik ga alleen proberen het wat rustiger aan te doen.

En dan, dan is het beddtijd. Hoewel ik natuurlijk zo een beetje de hele dag op bed lig. En dan, dan moet ik plassen. En ik sliep net zo lekker. Gatver. Oohhhh… Ik werk me overeind en ga rustig op de rand van m’n bed zitten. Ik hoef niet onwijs nodig en bungel even wat met m’n benen. Geheel volgens de regelen des kunsts. Als ik denk dat m’n bloed weer alle uithoeken en gaten van m’n lijf weer heeft bereikt, sta ik voorzichtig op. Eenmaal bij de voor het urineren bestemde voorziening aangekomen kan ik het lichtknopje, dat toch echt al die jaren steevast op dezelfde plek op de muur zit, niet vinden. En het lampje dat normaal gesproken in het halletje brandt, heeft het daags tevoren begeven.
image

Helemaal in het donker sta ik daar. Geheel gedesorienteerd. Zoals men ook wel zegt:”Geheel de weg kwijt.” Hoewel dat natuurlijk ook wel eens een andere
betekenis heeft. Terug naar m’n bed in de huiskamer is het enige dat ik nog wil. Laat dat plassen maar even voor wat het is. Nog steeds van het rechte pad af wankel ik terug naar bed. Tenminste; Dat is m’n bedoeling. Helemaal lukken wil dat niet. Plots gaat het licht een fractie van een seconde uit en voel ik m’n benen het begeven. En ik hoor toch een pestklap! Oh kut! Dat ben ik zelf! Voor de verandering ben ik weer eens op de grond geflikkerd. Hulpeloos als een schildpad op z’n rug lig ik daar dan. Met al m’n 95 kilootjes. Op een haartje van een olifantenstaartje, en beslist niet in de lengte, heb ik het salontafeltje – Hebben wij een salon dan? – gemist. Wat ik dan weer een hele prestatie vind in dat poppenhuis van ons.
Agnes, die op bank in de … nou ja, in onze salon, dat moet het wel zijn want anders staat er natuurlijk ook geen salontafeltje, slaapt, schrikt zich toch wel iets meer dan een hoedje en springt op. Minstens denkende dat ik zomaar plots levenloos tegen het laminaat geklapt ben. De schade aan zowel voornoemd laminaat als mij blijkt nadat Agnes me met hulp van Mathijs als oud vuil heeft bijeengeraapt mee te vallen. Of ik nou nog ben wezen plassen weet ik niet. Oh ja, voor de duidelijkheid; Ik leef nog wel. Met wat lichte beschadigingen. Maar ja, als dat het ergste is. Hooguit zijn die twee of drie hersencellen van me wat geschud. Maar daar ga ik geen medische hulp voor inroepen. Voor je het weet lig ik weer weken in het ziekenhuis. Nee hoor.
Agnes zoekt de bloeddrukmeter wel weer eens op. Ik vind het inmiddels wel mooi. Zitten we straks weer vijf uur op de SEH en dagen, weken, maanden op de HTU. Ik vind het wel gescheten. Behalve een zeurende pijn in m’n kop voel ik me verder, en zeker gezien de medische toestanden, prima. Moe, dat wel. Maar verder…
Ik ga gewoon weer kalm aan verder. Op naar wat de toekomst me te bieden heeft. Gelukkig met Agnes aan mijn zijde, al mijn en onze kinderen en kleinkind verdere familie en vrienden. Wetend dat er mensen zijn die van me houden. Ondanks alles. Eigenlijk kan ik me gelukkig prijzen. Hoe kort of lang het nog mag duren. Maar daar maak ik me beter niet druk om. En dat doe ik dan ook niet.