Juli

3 juli 2006 0 Door robzter
Zondag 2 juli

 

Donderdag
Laat ik daar maar beginnen. Donderdag ‘dipdag’. En dan heb ik het niet over chips in combi met een sausje maar over mijn mentale gesteldheid. Nou was heel de week al bagger, daar niet van, en dan maken mensen het ook nog even erger voor je. Zonder dat ze het in de gaten hebben. In den beginne van den donderdag ging het nog wel. Margaret (wvp) stormt binnen en begint me gelijk te stangen. Dan ben ik gelijk wakker. Mij krijgt ze niet op de kast.
Tot niets in staat had ik geen behoefte om mijn bed te verlaten. Iets eten? Bwèègh. Douchen? Te nat. Even babbelen dan? Dat leek er meer op. Met Margaret kan ik het goed vinden. Ze is ook lekker cynisch (‘Ik heb mijn man een schop onder z’n kont gegeven en een hond genomen; die luistert tenminste.’) en weet qua humor de juiste snaar te raken. Kijk; daar hou ik nou van. Een goed begin van de dag.

Ik baal wel eens van de zorg, vooral om het gegeven dat ik het gewoon hard nodig heb. Bijna iedereen doet daarentegen wel z’n stinkende best het zo leuk mogelijk voor me te houden. Alhoewel een enkeling…
Zoals donderdag. Rond lunchtijd komt er ook iemand om te kijken of het nog goed gaat en om voor een boterhammetje te zorgen. Vanaf donderdag is er een nieuwe beroepsgroep opgestaan; de brooddoos!
Binnenkomen en uitroepen:’Goh, heb je nou nog niks gehoord van het ziekenhuis?’ Ja, alsof ik in de één of andere chirurg z’n operatieschema moet passen. Dan lag ik hier op bed. Godsamme. Een paar maanden geleden zou ik uit m’n stekker zijn gegaan. Nou ja, ze maakt een boterham voor me. ‘Doe maar een dubbele boterham met salade.’ En dan je dubbele boterham in klein gesneden stukjes krijgen. Ik ben toch zeker geen tandeloze randdebiel. Misschien nog een slabbetje om? Een paar maanden geleden zou ik uit m’n stekker zijn gegaan.
Nu kan ik er alleen maar om janken. En dat houdt de hele dag niet meer op. Als Sandra thuiskomt, krijgt ze de volle laag van me. Arme Sandra. Zij weet het ook niet meer. Na het eten heb ik haar maar gauw naar Fred gestuurd. Dat was denk ik even beter voor haar. Huilen kan ik steeds beter alleen.

Vrijdag
bracht weinig bijzonders.

Zaterdag
werd ik bruisend van energie wakker. Totdat ik opstond. Bleek dat bruisen zich te beperken tot slechts mijn hoofd. Een beetje zo tot aan de nek. Daaronder gebeurde er weinig. Daar gebeurde eigenlijk niets. Van enige medewerking was geen sprake. Kom op zeg. Wat is dit voor gezeik? Stomme vraag natuurlijk. Maar ik blijf hem stellen. Iedere keer ben ik weer verbaasd over mijn beperkingen. En wil ik me daar niet door laten kisten. Ha, wie denkt mijn lijf wel dat ‘ie is?
Tamelijk overmoedig liet ik Iris alvast de scootmobiel buiten zetten. Klaar voor een uitje. Na de lunch reed ik dus vol goede moed naar het winkelcentrum voor een zinloos rondje scootmobielen. Vol goede moed. Meer zat er echt niet in. Een half rondje en ik wist niet hoe snel ik weer naar huis moest komen. En ik wilde nog een milkshake. Dat ging het dus echt niet worden.
Nou, dan maar weer op bed liggen. Het was ook wat warm. Had dat er misschien iets mee te maken? Zaterdag leek dus weer zo’n dag te worden. Meggie belde dat ze langs kwam. Fijn, gezelschap. Valt alles toch nog mee.

 

Sandra belde:’Zullen we vanavond barbecuen?’ Jenneke kwam ook eten. Ja, goed plan. Nee, natuurlijk geen goed plan! Dieetmatig. Maar wel lekker en gezellig. Dus doen. Hartstikke leuk, Samen met Meggie (Meggie het meest) maakte ik de barbecue toonbaar. Die stond al twee jaar buiten in de tuin. Zolang had ik ook al niet gebarbecuet. Ik had er zin in. Ik was er klaar voor. Helemaal!
Het werd een leuke avond. Gezellig kletsen aan tafel. Al mijn meiden thuis. Onderdehand het één en ander naar binnen werken. En ja, lekker een biertje erbij. Eéntje! Moest kunnen. Al zullen de meningen daarover verdeeld zijn. Lekker eten en verse ananas toe. De ananas kreeg ik op bed aangereikt. Het was dan ook al half elf geweest. Wat een topavond. Natriumarm dieet? Vochtbeperking? Vanavond even niet. Het maakte de rest van mijn week helemaal goed.

 

En nu is het dus zondag. En heb ik huisarrest gekregen van Sandra. Onder geen beding mag ik de relatieve koelte van het huis verlaten. Ja… zelf is ze wel naar het strand. Gelijk heeft ze. Het zal er wel druk zijn. Gelukkig zijn er stranden genoeg in de buurt. Laat mij maar hier liggen. Ik lig hier prima. Ik doe geen stap buiten de deur. Ammehoela! Mij te heet. Vanmorgen wel in de tuin mijn espressootje geslurpt.

Op het aanrecht ligt een vochtlijst. Even opletten met wat ik vandaag eet en drink. Het kan niet elke dag feest zijn. Dat weet ik best wel. Vandaar. Alhoewel, met die warmte en dan een vochtbeperking. Ik vind het moeilijk hoor. Behoorlijk moeilijk.

Sandra is dus naar het strand, Gaby naar het werk en Iris gaat zo naar de manege. Het is bijna drie uur. Tour de France kijken en dan zie ik wel weer verder. Ik heb een date vanavond. Als het wat afgekoeld is nog even naar een strandterras of zoiets. Wie weet gaat het door. Met mij weet je nooit. Je hoort het wel.

 


 

Dinsdag 4 juli

 

Het is officieel; we hebben een hittegolf! Ik heb nog steeds huisarrest. Van Sandra (had ik al) en nu ook van de wijkverpleging en de fysiotherapeut. Van de buren heb ik hun mobiele airco te leen gekregen. Zij houden het hoofd denk ik zo al koel. Sandra lag net op de bank een tukkie te doen onder een dekentje. Gaby is nog op het strand en Iris is naar haar verzorgpony. Doe normaal. Bij mij laten alle lijmnaden en andere hechtingen spontaan los.
Puffen hielp niet meer. Sandra bellen wel. Dat deed ik dan maar vanmorgen. Zo rot voelde ik me. Benauwd, kortademig, misselijk, later ook nog diaree. Als ik van bed opstond veranderde de huiskamer spontaan in een misselijk- en duizeligmakende pretparkattractie.
En dan moet ik natuurlijk pissen. Sandra was naar huis gekomen en had een goed plan nadat ze me op had moeten vangen. ‘Je blijft fijn op bed liggen. Ik pak wel een bloemenvaas’. Ik weet niet wat zij voor opvoeding heeft genoten, maar ik mocht thuis nog niet eens in de gootsteen pissen. Het was wel een goed idee. Triest stemmend, maar een oplossing bij gebrek aan een urinaal. Ik kon er wel om janken. Dat ging San te ver, dus kreeg ik op mijn kloten van haar. Ik had wel al matiger dingen meegemaakt.
Dat was vanochtend vroeg, en zo verstreek de hele dag. Ik op bed, Sandra me zoals gewoonlijk achter m’n reet aanrennend. Slechts tien maal heb ik gezegd dat ik het wam had en San hoefde me maar 4 keer naar het toilet te sjouwen en mijn billen af te spoelen met een boto cebok. Want om nou in die bloemenvaas te gaan schijten… Nee, decorumverlies genoeg voor vandaag zou ik zeggen. Het is nu avond, men zegt dat het dan wat afkoelt. Waarom ben ik dan nog helemaal klef en zweterig?

Zondagavond was beter geregeld. San kwam thuis en nam me toen het wat koeler werd mee naar de Brielse Maas. Of het Brielse meer, whatever. Zwemmen; dat wilde ik eigenlijk. Helaas was het water wel heel koud. Zo bleef het bij pootje baden. Maar wat was dat lekker! Water dat tegen me opspatte, zand dat tussen m’n tenen door glipte. Zittend op een steigertje, voeten in het water, de laatste boten en bootjes die langs voeren. Geweldig. Daarna een drankje op een terrasje. Mijn date was dus doorgegaan.
Moe en voldaan lag ik die avond in bed.

Maandag heb ik zo’n beetje de hele dag bewegingloos op bed gelegen. Stel dat ik onverhoopt toch nog plots dood naast de mussen uit de dakgoot neerval, heb ik de afgelopen dagen in elk geval flink geoefend voor het opgebaard liggen. Dat zal nog wel meevallen. Maandagavond had ik nog energie genoeg om (wederom met Sandra, het wordt nu toch misschien tijd voor een vriendinnetje) op een terras in de Vesting alhier een vloeibare versnapering te gebruiken.
Voor ik het in de gaten had was het zomaar half tien. We braken het kamp op. Sandra wilde nog de planten bij Fred water geven. Toen we daar toch waren, nam ik gelijk de Colt mee naar huis. Dus ik heb zelfs nog een stukje auto gereden.

Hoe anders vandaag. Maar wel twee prettige avonden beleefd. In tegenstelling tot in de waanwereld van Jee Pee de Em Pee komt bij mij het zoet voor het bitter. Ach, nou, er komt nog wel meer zoet. Laat ik daar nou maar aan denken. Hoewel ziek, gaat het in mijn kop wel weer wat beter. En Sandra had voor het avondeten een lekkere pastasalade gemaakt. Dat was een flinke goedmaker van een prutdag.
Ha, die salade wil ze morgen ook in het diner verwerken. Ik ben bang dat ze iets anders moet verzinnen met dat emo-eten van mij. De magische 90 kilo grens werd deze week glansrijk gepasseerd! Het wordt tijd voor een operatietje. (Nee, dat is niet een borst van een zangeres!) Daar val je altijd lekker van af.

 


 

Maandag 10 juli

 

Zo. dat was een fijn weekend. Het kwik daalde en mijn welbevinden steeg. Wat een verademing, letterlijk. Wij zieken, zwakken en misselijken, en bejaarden natuurlijk, maar die zijn eigenlijk so wie so al een beetje zz&m, konden opgelucht ademhalen. Ik deed dat dan ook met volle teugen. Bandje in m’n walkman;’… adem in… adem uit… adem in…’. Blond hè!
Mijn huisarrest zat er zaterdag op. Hoera! Ik mocht weer naar buiten. Ik kon weer wat doen. Vorige week moet ik maar snel vergeten. De blik gericht op de toekomst. De toekomst. Dan bedoel ik uiterlijk morgen hoor. Overmorgen zie ik dan wel weer. Wat zou ik eens gaan doen. De wereld lag weer voor me open. Hellevoetsluis dan tenminste, niet gelijk overdrijven.
Je moet weer ergens beginnen. Dus winkelcentrum, Peter en Renate en zondag Fred en Gerda. Eindelijk weer een ander uitzicht en gezichten. Het warme weer was me echter niet geheel in de kouwe kleren gaan zitten. Het was allemaal extreem vermoeiend. Maar ik weiger nog steeds om onnodig achter de geraniums te blijven zitten. Dus.

Blijven lachen. Er is genoeg om over te lachen. Zijn het niet de kinderen, dan komt iemand je aan de deur wat aansmeren. Vandaag was het een jongedame met een kek brilletje. Of ze me iets mocht vragen over een abonnement op een riool  Of zoiets. ‘Ik heb al een riool’, was mijn snedig antwoord.
‘Ja, maar meneer… iedereen heeft een riool.’
‘En dat van mij bevalt prima!’
Bevreesd met een gevaarlijke gek van doen te hebben, ging het meisje snel een deurtje verder.* Daar hebben ze ook al een riool. Wedden? Ik weet het zeker denk ik. Wat een dom wicht.

Boodschappen doen dan maar. Met de scootmobiel. Het geval wil dat ze een tijdje geleden de buurtsuper heringericht hebben. Ik, en met mij vele anderen, kunnen nu niets meer vinden. Ontdaan zwerven wij als ontheemden in een vreemd pakhuis door de super. HELP! roepen baat niet meer. Het personeel kan niet meer op tegen de aanhoudende stroom zoekende klanten en verstopt zich achter rollen beschuit en zakken chips.
Vorig weekend had een medewerker zich in verband met de hitte verborgen achter de kroketten en bamihapjes. Die hebben ze vanochtend met het vakkenvullen gevonden. Hij staat denk ik nu in de kantine te ontdooien.**

Ja, als ik niks te vertellen heb, verzin ik wel een stom verhaal. Laat dat maar aan mij over. Wie dom kan lullen, kan dat ook schriftelijk.
Nog wat zinnigs te melden dan? Niet echt. Heb ik dat dan wel eens dan?

Door al het zoeken was ik vergeten bij de super een half polderbrood mee te nemen. What the ^$@& is een polderbrood nou weer? Een polderbrood is een soort biologisch perpeteum mobile. De bedoeling is dat je het niet helemaal opeet en dat je het restje dat je niet hebt verorberd in de vensterbank legt en het regelmatig water geeft. Het loopt dan vanzelf uit en na drie maanden kun je oogsten. Granen en zaden voor een nieuw polderbrood. Er zitten namelijk ontiegelijk veel granen en zaden op en in. (Hoewel ik voor dat ‘in’ mijn hand niet in het vuur durf te steken. Ik heb nog nooit polderbrood gegeten. Ik ben bang dat er dan op een een dag takken uit diverse lichaamsopeningen gaan groeien.)

Ach, met niks beters om handen kon er nog wel een ritje naar de Struytse Hoeck af. Na een woeste rit (waarom stopt iedere gek hier toch voor een rood stoplicht?) en wat pijnlijke hielen raakte ik in het bezit van een half polderbrood. En nu ik er toch was; dan ook maar een milkshake bij de snackbar. Een drukke dag. Lekker.
Over lekker gesproken; Sandra (ja, die is ook lekker maar daar heb ik het nu even niet over.) maakte ouderwets macaroni met ham en kaas uit de oven. Smullen. Dat had ik een tijd niet gegeten zeg. Er is nog wat over. Lekker ontbijtje voor morgen. Na het eten een tukkie gedaan en straks slapen. Ben ik morgen weer fris en fruitig. Hoop ik. Ach, ik klaag dan wel vaak. Maar eigenlijk heb ik het redelijk lekker zo. Wel veel ‘lekker’ niet?

* Dit heb ik niet verzonnen.
** Vakkenvullers achter de kroketten? Jij bent pas echt gek!

 


 

Woensdag 12 juli

 

Het heeft even geduurd, maar ik ben er achter hoor! Gisteravond kwamen mijn schoonouders op bezoek. Sandra was thuis en Iris en Gaby ook. Het werd al gauw erg gezellig. Een beetje afgekoeld. Koffie, een biertje, roseetje, nootjes. Genieten in het laatste restje zon van de dag. Zo hield ik het wel uit. Dat ging helemaal lukken, echt wel. Uit motieven van eerlijkheid moet ik er bij vermelden dat ik de hele dag had liggen slapen. Mijn dag begon gister pas om een uur of zes. Met spareribs en ander lekkers. Dat wel. ‘Ontbijtje meneer?’
Maar goed; we zaten dus genoeglijk te keuvelen. Gaby had het over de vakantie die ze samen met een vriendin zou gaan boeken. Alle optionele bestemmingen werden nog eens onder de loep genomen; Maastricht, Antwerpen, de achtertuin, Barcelona. De keus was uiteindelijk gevallen op Maastricht. Barcelona was te duur. Ja, die jongelui van tegenwoordig laten zich niet neppen door advertenties met spotgoedkope vluchten. ‘Ja, (aldus Gaby) een ticket kost zogenaamd maar € 50. Maar dan vergeten ze de rest te vertellen. Sukkels. Dan moet je ook nog onwijs veel luchtwegenbelasting betalen.’
‘Luchtwegenbelasting?
Vandaar dat ik zo benauwd en kortademig ben! Dat komt niet door mijn hart of de warmte. Het komt door mijn gierigheid. Ik ben vergeten mijn luchtwegenbelasting te betalen.’
Verongelijkt zat Gaby in haar tuinstoel:’Jullie pesten me.’ Ja, gek hè?

Twee roseetjes later moest oma hoognodig het toilet bezoeken. Iemand vroeg wat ze ging doen. Voordat oma kon antwoorden riep Gaby (keihard, in de tuin, alle buren zitten ook buiten):’Oma gaat even haar poes uitlaten!’ Ja, met Gaby kun je lachen. Ik moest zo lachen, vooral toen ik het gezicht van oma zag, dat ik het nog benauwder kreeg.
Opa en oma waren net naar huis toen Meggie en Kevin ook nog langskwamen. Ik was al ingestort. Half elf. Laat man. Door de dormicum viel ik langzaam half in slaap. Aanspreekbaar was ik niet echt meer. Om twaalf uur was iedereen naar huis of naar bed. Slapen. Ja, dag… door al het gedoe was ik wel door de dormicum heen. Ik kon moeilijk in slaap komen. Maar het was wel een gezellige avond.

En dan vanochtend. Sandra maakt me wakker met een espresso. We drinken samen koffie voordat ze naar haar werk gaat. Zo begint de dag alvast gezellig. De meiden zijn er ook al vroeg uit. Ze regelen de was en gaan dan snel naar het strand. Weer alleen. Comme d’habitude. Ach, niet zeiken. Riet (wvp) heeft me inmiddels onder de douche gestopt. Helemaal fris lig ik op bed. Het belooft weer een warme dag te worden. (Toch zeiken, hè?) Ik kan het niet laten.

De lunch (gebakken aardappeltjes. mmmmm…) zit erin. Hé, er staat ook nog sla van gisteravond. Ook lekker. De sla zit er zo in. Ik ontdek ook een bakje champignons. En een restje ham. Nog van de macaroni. Hup, daar ligt het al in de olijfolie te spetteren. En macaroni. Ja, dat staat ook nog in de koelkast. En een bakje coleslaw, en, en, en… het is te veel om op te noemen. Alleen nog een paar pistachenootjes. Een paar maar. Dat kan geen kwaad. Toch? De helft krijg ik niet eens open. Daarom.
Vermoeid- en benauwdheid tartende ben ik van zin zelf voor het avondeten te zorgen. Een beetje rommelen in de keuken. Afleiding is altijd welkom. En er is geen haast bij. Al eten we om acht uur pas. Kan mij het schelen. Ik doe rustig twee uur over een éénpansgerecht. Of langer. Als de renners in de tour straks over de meet zijn, ga ik op m’n dooie akkertje beginnen. Nog bijna vijftig kilometer. Voorlopig eten we nog niet.

En na het eten? Doe ik helemaal niets meer! Dan zit mijn dag erop. Eg wel! Tenzij dr. Balk belt. Maar ja…

 


 

Vrijdag 14 juli

 

‘Het leven is wél leuk!’*
Zelfs als je doodziek in je mandje ligt. Of als de diagnoses en prognoses van de dokters tegenvallen en dat je baas belt dat hij je ontslag heeft aangevraagd bij het CWI. Als het regent en je hebt een lekke band met je scootmobiel. Je been breekt op de eerste dag van de vakantie. Overweegt de tweede verjaardag van je hartinfarct op gepaste wijze te herdenken. De vrouw van je dromen blijkt eenmaal in je bed een in ombouw zijnde transseksueel te zijn. Oké, als je goudvis doodgaat… twijfelgevalletje.

Waarom is het leven dan wél leuk? Daar kan ik gelukkig nog wel een paar redenen voor verzinnen. Vanochtend stond ik op. Ja, soms heb ik mazzel! Als het tegenzit blijf ik zomaar liggen. Nee, vanochtend stond ik op. Het was dan ook al bijna middag. Ik lag net weer uit te rusten van het opstaan toen zowel de voor- als de achterdeur openzwaaiden.
Achter verscheen Elly, de wijkverpleegster, voor maakte Sandra haar entree. Goh, wat een overmaat aan vrouwelijke belangstelling zo plotseling. Daar kan ik niet zo goed mee omgaan. Beide dames hadden nog geen koffie op. Douchen kon ik dus wel even schudden. Er moest eerst koffie geleut worden. Nou, doe mij dan ook maar een bakkie. Zo begint niet elke dag.

Uiteindelijk gedoucht mocht ik met Sandra mee boodschappen doen. Eenmaal in de supermarkt kreeg ze daar toch wel een beetje spijt van. Je wilt niet weten hoeveel lekkers ik steeds weer ontdek. Nog erger dan een klein (of groot, net zo erg) kind help ik het winkelwagentje te vullen. Met onzinnig vreetspul. Sterk als ik ben weerstond ik de (erg) slechte dingen. Sandra doet net zo hard mee hoor. ‘Kijk dit vind je ook altijd lekker!’ Hup, in het wagentje.

Boodschappen doen is wél leuk! Als thuis de boodschappen opgeruimd zijn drinken en eten we nog wat in de tuin. ‘Wat zullen we vanmiddag gaan doen?’ Vanmiddag? Daar had ik nog niet eens over nagedacht. Het werd Brielle. Handig, al die toeristische trekpleisters praktisch om de hoek. Nog even uitrusten van het boodschappen doen. Want ik schrijf alles wel lekker stoer op, maar ik raak bij het minste of geringste helemaal versleten. Zo ook van het boodschappen doen.

We hadden Renesse ook nog overwogen. En terzijde geschoven. Terecht. We zagen een flinke file op de N57 richting Zeeland. Op mijn gemak reed ik naar Brielle. Sandra met klamme handjes naast me. Een leuk CD-tje in de speler. Raampjes open. Het is toch wel redelijk mooi hier in de omgeving. Als je van weilanden en aardappelvelden houdt. Toeristen vinden de vervallen boerderijtjes langs de dijkjes en weggetjes door de polder pittoresk. Wij lokalen weten dat het gewoon onverklaarbaar bewoonde krotten zijn.

In Brielle was een parkeerplekkie snel gevonden. Zelfs een invalidenparkeerkaart is leuk. De winkels in Brielle zijn ook leuk. Tenzij je met de rolstoel bent. Behendig weet Sandra de verschillende krappe bochtjes, hoogteverschillen en andere hindernissen te nemen. We kochten bij een sportwinkel een spetterend (qua kleuren) shirt en een wat meer ingetogen afritsbroek voor mij.

Genoeg gewinkeld. Op naar De Hoofdwacht! Naast een interessant bieraanbod beschikt deze horecagelegenheid tevens over een heerlijk terras met uitzicht op een druk plein. Tja, de stoeltjes zitten misschien wat minder. Maar ja, daarom is een rolstoel ook zo leuk! Etend (ik natuurlijk) en drinkend (Sandra! Ahhh flauw.) genoten we van het uitzicht op het plein. Dit hielden we wel even uit. Voor hetzelfde geld kak ik na een kwartiertje in. Vanmiddag hield ik het goed vol. In de schaduw, windje.

We moesten wel opbreken omdat Sandra met Iris naar de bioscoop zou gaan. Nog even een boodschapje bij de AH. Ja, je raadt het al; iets lekkers! Een grote watermeloen. En scrocchi om tapenade mee te dippen. Erg ben ik hè? Sorry hoor. Het is psychisch denk ik. Een beetje psychisch zijn, kan heel leuk zijn. Sandra reed terug naar huis. Geheel volgens de verwachting stortte ik neer op bed.

So what? Een hele leuke dag gehad. Sandra is nu met Iris naar Pirates of the Caribean, Gaby is naar de kapper. Zelf ben ik dit aan het schrijven en over een half uurtje begint er een film met Leslie Nielssen. Soms is zelfs Talpa leuk. Maar voordat het zover is moet ik nog bedenken wat ik voor lekkers uit de kast zal halen Wie zegt er dat het leven niet leuk is? Mij hoor je even niet meer.

*Youp van ‘t Hek, ‘Het leven is wél leuk!’ verzamelde columns1995

Zondag 16 juli

Vrijdagavond bracht ik Sandra naar Fred. Niet omdat ik zo lief ben hoor. Nee, ik wilde de auto hebben het weekend. Op die manier kon ik zaterdag goed uit de voeten. Gesterkt door de goed verlopen vrijdag had ik wilde plannen. Zaterdag begon rustig aan.  Omdat de wijkverpleging wat laat was, heb ik maar niet gedoucht. Michel kwam een bakkie doen toen de wijkverpleegster belde dat het nog later zou worden. dat hoefde voor mij niet meer. Een beetje deo en eau de toilette doen wonderen.
Hoewel… vanochtend was het na noentijd dat de zuster arriveerde. Weer niet gedoucht. Nu voel ik me wel een beetje plakkerig. En ongeschoren. Gatver, lekker ding zo!
Nou ja, toen ik bij haar paardrijles ging kijken, vond Iris het echt niet erg dat ik niet zo fris was. Ze liet haar pony als door een horzel gestoken de bak rond galopperen. Door al het stof zag ik geen hand meer voor ogen en ook de luchtwegen kregen het voor hun kiezen. Niet harder dan 40 km/h reed ik terug naar Hellevoet. Niet omdat het niet ging. Ik reed gewoon lekker; weinig verkeer, fijn muziekje, af en toe een fietser. Relaxed dus.
Bijna alle boodschappen waren gehaald. Alleen nog wat vers beleg. Zaterdag is brooddag. (Waarom is vrijdag geen patatdag meer?) Vandaar. Het ritje met de scootmobiel naar de super waar je blijft plakken, was wat aan de warme kant. Na het uitvoeren van de missie trok ik me snel terug uit vijandelijk gebied. Naar de veilige huiskamer met airconditioning. Uitrusten.
‘s Avonds op de koffie, oké spa rood, bij Renate en Peter maakte de dag af. Zaterdag was niet tegengevallen. In tegendeel.

Vanochtend werd ik vroeg wakker omdat er in mijn borst een kabouterstam stond te bonzen dat ze eruit wilden. Wat was dat nou weer? Moest ik me hier druk om maken? Waarschijnlijk niet, want even later was ik weer in slaap gevallen. En ik werd ook weer wakker na een uurtje of drie.
Het personeelstekort bij de thuiszorg en zo werd vandaag duidelijk. De wijkverpleegkundige verscheen nadat de thuiszorg al was verdwenen. Ja, om half twaalf had ik maar eens bedacht om zelf een broodje te maken. Gezien mijn gesteldheid was ik daar niet erg blij mee. Dus iedereen kon onverrichter zake vertrekken. Zo heb ik er niet veel aan.

Goed, beetje aan de brakke kant dus vandaag, en weer niet gedoucht. Mijn bed mijn beste vriend vandaag. Daarom niet getreurd; het was alles bij elkaar een leuk weekend.


Dinsdag 18 juli

Op bezoek bij dr. Balk. Dat was het eerste en enige punt op de agenda vandaag. Mijn agenda dan. Wat heet in de auto. En het was pas half tien toen we wegreden. Gaby ging ook mee. Die wilde wel eens met eigen ogen zien wat papa en mama nou steeds uitspoken in dat ziekenhuis. Prompt moest er van alles gebeuren. Normaal gesproken zijn we tamelijk rap weer weg.
Eerst een ECG draaien. Dat liet Gaby niet aan zich voorbij gaan. Volgens Sandra en mij had ze dat al tientallen malen gezien. Dat kan niet anders. De uitdraai die ze door de zuster in haar handen gedrukt kreeg, zei haar niets. Mij ook niet. Snap jij het, snap ik het? Voor de zekerheid namen we het toch maar mee. Misschien dat de dokter er iets mee kon?
Want daar begon de volgende etappe. Op consult bij Dr. B.. Ik vertelde hoe het de afgelopen weken gegaan was. Met pieken en dalen dus. Dr. B. begreep het wel. Er werd zelfs gelachen. Ook door dr. B.. Dat wil wat zeggen. Dat was in de onderzoekskamer. In de spreekkamer zei de dokter dat er de afgelopen tijd wel wat transplantaties hadden plaatsgevonden. Aan de ene kant geeft dat hoop, want er gebeurt wat. Aan de andere kant blijft de vraag wanneer ik dan aan de beurt ben onbeantwoord. ‘Ik’. Die hele belangrijke ‘ik’.
Nog even bloed prikken en toen wilde Sandra het pand zo snel mogelijk verlaten. Die trekt het echt niet meer. Ze zei eerst niets, maar ik merkte het zelfs aan de manier waarop ze autoreed. Eenmaal thuis ging ze met Gaby naar het strand. Gelukkig hoef ik over een maand pas weer voor controle te komen. Als ik in de tussengelegen tijd dan ook nog een beetje normaal blijf functioneren, zou dat helemaal fijn zijn.

Dan moet het weer wel een beetje mee gaan werken. Drieëndertig graden In de schaduw. Om zes uur ‘s avonds in Hellevoetsluis. Vinden ze dat normaal? Nou… ik niet. Zelfs zonder het lopen van de Vierdaagse ben ik bang te bezwijken. En ik doe helemaal niets hè. Nada. Het zweet breekt me uit als ik de afstandbediening van de TV gebruik. Een loopje naar de koelkast ontaardt in een ware uitputtingsslag. Toch nog mijn eigen Vierdaagse.
Het betekent weer huisarrest. Gisteravond kon ik mee naar de Vesting, maar dat heb ik maar laten zitten. Laat mij hier maar lekker liggen. Veel plezier.

Tja, maandag, gisteren dus, was ook weer zo’n aparte dag. Geloof mij; je hoeft niet eens de deur uit om boeiende, verbazingwekkende, vreemde of anderszins rare vogels tegen te komen. Gewoon op bed gaan liggen en thuishulp aanvragen. Er ontrolt zich een goed gevuld rariteitenkabinet. Pal voor je neus.

Na wat reguliere types zoals Sandra en Ellie van de wijkverpleging verscheen Maarten. De fysiotherapeut. Die is op zich al een rariteitenkabinet. Wat die er allemaal uitgooit. Dat zal ‘ie bij andere klanten toch niet doen? Toch? Maar laat ik het niet over Maarten hebben want de vervangende huishoudelijke hulp (Sylvia… kom gauw terug!) maakte haar opwachting.
En hoe? Terwijl Maarten (verdorie, daar hebbie ‘m weer) mij druk aan het masseren was, vroeg ze ‘wie van de heren meneer Oosterboer is’. Ja… hallo… leeg daarboven? Bodemloze echoput. Ziet Maarten, zich in het zweet werkend, eruit als een hartpatiënt? Ja, als een hartpatiënt wannabee. (Hij is wat d… gezet.). Maarten en ik zaten/lagen eerst wat schaapachtig te lachen. ‘Wie van ons twee ligt er in zijn onderbroek in bed?’ Blijkbaar meende ze het echt.
Maarten liet mij even los zodat ik mij voor kon stellen. Iris zat bij de computer en draaide zich met een wel heel erg verbaasd gezicht om. De hulp bleek afkomstig te zijn uit de donkere binnenlanden van Limbabwe. En waar was de ondertiteling? Nergens te bekennen dus. Vooruitziend als ik ben, had ik Iris belast met het ‘inwerken’ van de dame. Hier was ik al bang voor. Mag ik de studente van vorige week weer? Die is natuurlijk fijn op vakantie.

Iris verzorgde een rondleiding en vertelde waar al het schoonmaakgerei stond. Tevoren had de mevrouw nog gezegd dat ze echt snel van begrip was. Ik wil natuurlijk niemand beledigen, het lukt me echter steeds opnieuw, maar jullie weten waarom ze bijvoorbeeld bij het NOS- en andere journaals geen mensen met een accent aannemen? Dat tast de geloofwaardigheid aan. Echt, daar is onderzoek naar gedaan. En… dit is het sterkst bij, jawel, Limburgers. Hoewel het gisteren geen empirisch onderzoek betrof, toen ik tot drie keer toe in antwoord op haar vraag had uitgelegd dat ik geen dweil had, maar wel een uitknijpbare spons aan een stok (hoe heet zo’n ding?), had ik mijn bevestiging.

Ik zag Iris snel een koptelefoon opzetten. Vlak voordat de chaos losbarstte. Uiteindelijk was de keuken niet schoongemaakt. Zelfs geen lappie erover. Niet gestoft. Dat ging lekker. Er was wel stof gezogen. Dat dan weer wel. De plee heb ik voor de zekerheid zelf nog maar even een flink gechloreerde borstelbeurt gegeven.

Aan Iris had ik gevraagd de was uit de machine te halen en op te hangen. Dat zou ze gaan doen. Oké, dat moet ik dan dus nog drie keer vragen, maar soms word ik daar niet moe van. De poetsdoos schreef nog wat in het zorgboek en begon aansluitend een verhaal hoe ze hier donderdag nooit op tijd kon zijn, en dat dat haar schuld niet was, en dat ze een heel stuk moest fietsen, en dat ze dan kaart moest lezen, en, en, en. Wat een gezeik. Da’s toch niet mijn probleem? Pleurt op. Als je geen zin hebt, ga dan lekker niet uit werken.

Op weg naar de voordeur smoesde ze Iris nog wat in haar oor. Wat was dat dan weer? Beledigd draaide Iris zich om bij de computer. Geheel verbijsterd. ‘Papa… weet je wat ze zei? Dat ik niet moest vergeten de was te doen. En ze noemde me meiske. Ze is mijn moeder toch niet?’ Nee, dat is ze zeker niet. Mijn kinderen hebben al een moeder. En een hele goeie bovendien! Ik denk dat ik haar voor donderdag maar afbel. Dan is het maar een beetje stoffig. Zoveel maakte het bezoek toch niet uit. Toedeledokie! Volgende week is Sylvia er weer. Ik heb er geen kracht meer voor.

Zo: uitgeraasd. Buiten koelt het eindelijk een beetje af. Een uurtje geleden stond Iris voor de deur met een paard. Ik zwaaide haar uit toen de oma die op het huis van de overburen past de deur uit kwam lopen. Had ik de hond misschien gezien? Die was weggelopen. Nee, niet gezien. Tja, wat doe je met een weggelopen hond. Als de goudvis nou nog was weggezwommen. Koop je gewoon een nieuwe. Maar een Schotse collie??? Moeilijk. Maar waar blijft Iris nou? Het is kwart over tien en het wordt wat donker. Een nieuwe Iris??? Nog moeilijker dan een collie.


Woensdag 19 juli

Over nuances.
Alsof ik daar verstand van heb. Toch wil ik hier proberen één en ander te nuanceren. Of dan tenminste een poging tot uitleg doen.
Ik heb wel scherper, cynischer en hatelijker geschreven in wat ik ‘mijn boze periode’ noem. Gister kon ik er voor mijn gevoel echt niet meer onderuit. Binnen no time had ik een stukje over de vervangende huishoudelijke hulp op mijn scherm staan. Niet aardig misschien, maar het gaf wel goed mijn gevoelens weer.
Ik ben het zat. Ik heb geen zin meer in gezeur. Niemand hier heeft meer zin in gedoe. Daar hebben we allemaal, Sandra, Meggie, Gaby, Iris en ik, al genoeg van. Ik zal het hier over mezelf hebben. Het is mijn blog en ik kan niet voor anderen schrijven.
Persoonlijk heb ik er schoon genoeg van stomme opmerkingen te moeten pareren, heb ik dus echt geen zin meer om volwassen mensen achter hun reet aan te moeten lopen, formulieren in te vullen of me door telefoonmenu’s heen te worstelen.
Of mensen het niet weten, of gewoon vergeten, of er, nog erger, gewoon niet bij nadenken, als je met mij te maken hebt, heb je van doen met een tamelijk getraumatiseerd figuur. Wie daar niet mee om weet te gaan heb ik liever niet om me heen.
Het kost me gewoon te veel energie om me aan te passen. Strubbelingen in de interactie liggen dan ook zeker aan mij. Ik maak er geen punt van dat toe te geven. Ik ben een lastig ventje. So what! Ik ga me niet meer druk maken om, in dit geval professionele, moeilijke relaties vlotjes te laten verlopen. Na twee jaar aan de andere kant van de hulpverlening heb ik eindelijk de mentale sprong kunnen maken; iedereen die hulp verleent is er voor mij. Ik niet voor hen.
Natuurlijk, als het klikt, dan klikt het. Vanochtend weer gezellig in de tuin zitten praten met de wijkverpleegster. Eerst douchen, dan een bakkie. Dat vind ik hartstikke leuk. En met bijna iedereen die ik over de vloer krijg, kan ik wel wat. Maar die hebben dan ook wat. Betrokkenheid met hun werk, met mij, ja, hoe moet ik het uitleggen.

En het is zwaar in de zorg. Bijna iedereen werkt zich een slag in de rondte om er nog iets van te maken. Maar ga bij mij niet lopen zeiken om het zeiken. Ga dan naar je baas toe. Daar kan ik echt niet tegen, en ook niet meer mee omgaan. Zoek dan ander werk. In een koekjesfabriek of zo. Een biscuittje wordt er koud noch warm van als je aan de lopende band staat te kankeren. Zorg is mensenwerk. En sommige mensen hebben het gewoon niet in zich om dat te kunnen.

Waar ik ook niet goed weg mee weet, zijn mensen die me ‘zielig’ vinden. Nee, daar kan ik niets mee. Ja, ik ben erg ziek, al zou je dat soms niet zeggen (begrijpen sommigen ook nog steeds geen reet van). Ja, misschien ga ik tamelijk vroegtijdig dood. Dat laatste ben ik echter nog niet. Als je iemand als zijnde zielig gaat bejegenen heb je hem of haar eigenlijk al begraven.
Ja, het is allemaal wel zwaar kut. Dus waar ik behoefte aan heb is mensen die mij hier doorheen helpen slepen. Ook al komen ze maar een uurtje in de week helpen. We hebben bij ons thuis meer behoefte aan lachen dan aan medelijden. Medelijden daar is nog nooit iemand beter van geworden. Ik neem mezelf toch ook niet zo serieus. Dan heb ik toch helemaal geen leven meer. Nee kom het me lekker aanpraten! Kom op zeg.

Er een beetje omheen draaien is ook al niet de manier. Vraag gewoon wat er hand is, hoe dingen werken en waarom ze zo werken. Mensen doen te vaak te moeilijk over moeilijke dingen. En die zijn al zo moeilijk.

Realistisch en toch hoopvol. Lastig. Dus kom ook niet bij me aan met opmerkingen dat het allemaal wel goed komt. Of: ‘Jij wordt misschien wel honderd. Zeg niet van die rare dingen over doodgaan.’ Ja, dag. Zeg dan lekker niets. En mijn wat morbide humor draagt er nog steeds aan bij dat ik overeind blijf. Cynisch? Ik kan alleen maar hopen dat de mensen om me heen daar mee om willen gaan.

En ja, dames van de thuiszorg en wijkverpleging, ik heb best wel respect voor wat jullie doen. Ondanks mijn gezeik. Ik ben gewoon een lastige klant. En niet het type dat zomaar alles slikt. Dit leven is mijn leven!

Oh ja; De hond aan de overkant is terecht en Iris kwam ook nog heelhuids thuis.

Oh ja, nog een oh ja; Goede ruilharten liggen echt niet ergens in een koelcel op de plank. Voor een harttransplantatie heb je echt een kakelvers lijk nodig. Het is niet anders.


Donderdag 20 juli

Vannacht zat ik om drie uur in de tuin van het motregentje te genieten. Slapen lukte ondanks de drukke dag niet erg. Het bleef hier bij een kort buitje. Jammer. Het luchtte maar een beetje op. Eenmaal weer terug in bed viel ik eindelijk in slaap. Beetje sneu dat de kat me om zeven uur alweer wakker maakte. Zij had wél trek in ontbijt. Dat kon ik niet zeggen. Wat was ik brak. Gatver. Pogingen verder te slapen strandden op een hardnekkig wakker zijn.
Laat ik het er maar op houden dat het de beloning was voor een gezellige dag. ‘s Morgens kwam Inge langs. Inge ken ik uit het verpleeghuis. Sinds ik daar uit werd geschopt (?) hebben we regelmatig digitaal contact. Het was leuk dat ze nu een keer langskwam. Ik voelde me goed en kon dus een beetje gastheer spelen.

De middag gebruikte ik geheel om uit te rusten. Na het eten, weer in mijn eentje, ging mijn telefoon. Yvon, de zus van Sandra. Zij en Jos wilden langskomen. Natuurlijk,hartstikke leuk. Ze stonden met de sleurhut ergens in Zeeland. Dichtbij. Het is hier bijna Zeeland. Geholpen door een fles rosé hadden we een gezellige avond. Tot het heel hard ging waaien. Einde bezoekuur. Het was ook al laat.
Weer een leuke dag tot een goed einde gebracht. Het ging lekker zo.

Vandaag niet zo. Nou ja, ik moet me ook niet aanstellen. Nadat de ochtendmisselijkheid een beetje weg was en ik wat gegeten had, ging het al snel beter. Toch nam ik al snel het besluit om van vandaag maar een rustdag te maken. Desalniettemin ontkwam ik er niet aan om toch het één en ander te doen. Niet te moeilijk of uitputtend, maar toch. Als ik een beetje bij mijn positieven ben wil ik ook graag (en tegen beter weten in) wat doen.

Dat iets doen bestond uit het ontstoppen van de afvoeren boven in de badkamer. De douchebak en de wastafel liepen niet meer door. Voor de douchebak volstond het de afvoer vol te gieten met ontstoppingsmiddel. Ik hoefde zelfs niet te ploppen. En daar ben ik nou juist zo gek op. Hè! Boven de wastafel zag ik de bui al hangen. Het sifon diende gedemonteerd. Gatverdamme. Dat vind ik toch een gore klus! A man’s got to do, what a man’s got to do! Lang leve de rubber handschoentjes. Na even rommelen stroomde het water weer daar waar het hoorde.

Denk nou niet dat ik toen uitgeraasd was. Het avondeten was aan de beurt. Eindelijk niet alleen eten vandaag. Zelf koken . Ja. Uhuh… Kipsalade met stokbrood en kruidenboter. Lul niet met je koken; Ja. Het stokbrood moest afgebakken in de oven. Dûhûh. Zelfs de kipfilet had Sandra gegaard en in hapklare brokken gehaald. Wel lekker gegeten.

Na het eten ging Iris naar haar verzorgpony en Gaby en Sandra waren van plan naar Meggie te gaan. Gaby blijft daar slapen. eerst kwam Iris haar fjordenbaal laten zien. Daar moesten ze we wel even op wachten. Heel rustig kwam Iris aangestapt. Ze mag en kan niet galopperen of draven op straat omdat het dier niet beslagen is. Daar wist Sandra wel wat op:’Daar heb je toch anti-condensdoekjes voor! Voor een beslagen paard.’ Met de meiden hier blijft de humor gelukkig wel overeind. Of Sandra het ros nog wilde aaien. Nou, liever niet.

Avond. De dag zit er op. CSI is gekeken. Fijn dat ik een beetje kort van memorie ben geworden; zijn de herhalingen ook spannend. Sandra is weer terug. Ga ik zo even onder de douche en dan doe ik niets meer.

Morgen is het de bedoeling dat Iris en ik naar Caroline gaan, Lien komt ons ophalen en dan brengen we Iris zaterdagavond naar ponykamp. Het hele eind naar Nunspeet en dan weer terug, dat red ik echt niet. En het wordt vast een leuk weekend. Als iemand me mist van het weekend zit ik dus lekker in het bos! Tot maandag!


Zondag 23 juli
De ongelooflijkste voorvallen dan maar eerst? Welja. Hoe gek kan het zijn. Nou, zie de foto hiernaast. Het is mij, op een paard. Stoer hè? Nou ja, het is een klein paardje. Oké… het is een pony. Maar toch! Ik vond het stoer. Ik op Ilse, de pony van Caroline.
Het ergste moet echter nog komen. Dat komt nu; het paard ging ook nog lopen. En er zat geen touw aan of zo. De rem was spoorloos. Shit! Caroline had alleen uitgelegd hoe ik Ilse moest laten lopen. ‘Stappen’ heet dat in paardenjargon. Ja, ja. Wel hele grote stappen. Stappen? Ja… en stoppen dan? Waar is de owner’s manual?
Volgens Jan en Caroline is Ilse een braaf peerd. Soms moet je mensen, en dieren, gewoon durven vertrouwen.Zo zie je maar dat je zelfs van een paard wijze levenslessen kunt leren.
Jammer dat Caroline roet in mijn filosofische mijmeringen gooide. Volgens haar was eerst stiekem leren paardrijden en dan m’n neus eens op een manege laten zien de optimale versiertruc. Er lopen inderdaad altijd overvloedig veel (waarschijnlijk naar liefde hunkerende) vrouwen rond op een manege.

Wellicht is het de moeite om er eens over na te denken.

Voor zover dan maar. Er waren nog veel meer spannende dingen dit weekend. Maar nu lig ik in bed, tot op de draad versleten. Gaby heeft m’n bed verschoond en ik ga slapen.


Maandag 24 juli

‘Bijgekomen?’ Ja hoor. In zoverre dat het lijf nog niet echt van plan is hard zijn best te gaan doen, het koppie kan er weer even tegen. Wat wil je? Na zo’n enerverend weekend. Wat was ik moe toen ik gisteravond thuiskwam. Waarom zijn geinige dingen altijd zo vermoeiend? In ‘t echt heb ik natuurlijk niet veel uitgevreten. Een beetje op de bank liggen, in de tuin hangen. Beetje ouwehoeren.

Ondanks dat we het er in zo’n weekend zo weinig mogelijk over hebben komt mijn ziekte toch zo af en toe even bovendrijven in de conversatie. Blijkbaar vlot het weer een beetje in donorland. Caroline en Jan hebben een vriendin die in het AZU werkt als anesthesist. Daar hadden ze in korte tijd drie harttransplantaties gedaan. Zo schiet het wel op.
‘Wat is nou een goed donorlijk?’ Vroegen we ons af. En hoe kom je eraan? Al spoedig was het idee geboren om een meldingsplicht voor suïcidalen* in te voeren. Je wordt in Nederland al gebombardeerd met regeltjes en wetjes en andere flauwekul. Dus een nieuw regeltje? Daar draait een beetje ambtenaar zijn hand niet voor om.
Het idee is om hen die het leven niet meer zien zitten zich te laten melden bij de huisarts. Na een zo kort mogelijk gesprek (huisartsen hebben sowieso al weinig tijd) om de patiënt(?) niet op andere gedachten te brengen verstrekt de huisarts een verwijsbrief voor de suïcidoloog (nieuw specialisme, daar moeten transplantatiecentra dan maar een paar managers voor inleveren). In spoed- en/of crisisgevallen** moeten zelfmoordenaars in spé zich kunnen melden bij de SEH om aldaar acuut de hand aan zichzelf te slaan. Onder deskundige begeleiding natuurlijk. Dit alles na het ondertekenen van een rechtsgeldige verklaring dat de suïcidaal zijn of haar organen en andere onderdelen voor transplantatiedoeleinden beschikbaar stelt.

Op wildsuïcideren dienen forse straffen komen te staan. Door middel van mediacampagnes zullen zelfmoordenaars de paria’s van de maatschappij worden. Want het is toch eigenlijk te gek voor woorden en tamelijk asociaal om zomaar zelfmoord te plegen terwijl er zoveel ten dode opgeschreven mensen graag nog verder willen met het leven. Vooral ‘springers’ (van een hoog gebouw of voor de trein) zijn kansloze donoren. Daar blijft na afloop werkelijk niets bruikbaars van over. Alleen een vetvlek op de stoep of op de voorruit van de trein. Wel eens een flink insect op de vooruit van je auto gehad? Zoiets dus, maar dan meer. Veel meer.

Wellicht is dit voorstel iets voor die nieuwe pedofielenpartij. Zij kunnen dan eerst het voorstel in de kamer inbrengen en direct aansluitend het goede voorbeeld geven. Niettegenstaande de hersenverwekende hitte kwamen er absoluut goede ideeën uit de denktank in de achtertuin.

Nog zoiets; in het criminele circuit is de vraag vaak niet hoe aan een lijk te komen, maar juist hoe er vanaf te komen. Daar moeten we toch iets mee kunnen in deze tijd. Is het niet in België dat ze bij kerken en jeugdzorginstellingen van die vondlingenluikjes hebben? Je weet wel, een soort nachtkluis zoals bij de bank. Alleen gooi je er niet de dagopbrengst in maar een baby.
Maak het luikje iets groter, zo dat er een volwassen dooie in kan, en voila; het donorluik is geboren. Handige locaties voor dergelijke luiken zijn natuurlijk de ziekenhuizen, een beetje aan de achterkant, zodat de sociaal bewuste crimineel onopgemerkt zijn bijdrage aan het welzijn van de medemens kan leveren. (Geen junks inwerpen AUB!)

Maar ik dwaal weer af.

Laten we even niet het doel van de hele weekendonderneming uit het oog verliezen. Het was dus zaterdag. Na het eten werd Iris op het ponykamp verwacht. Dat hield een ritje naar Nunspeet in. De camping was snel gevonden. Mede dankzij de hele goede remmen onder de Landrover van Jan. Bijna waren we er voorbij gereden. Niet alleen de remmen maar ook de vierwielaandrijving kwam goed van pas. Beetje jammer dat mijn rolstoel geen terreinbanden heeft. Jan moest flink duwen terwijl Iris haar koffertje door de bagger sleepte. Een koffer op wieltjes. Maar geen 4WD.
`
De camping bleek een leuke plek voor het ponykamp. Een leuk verblijf voor kinderen en leiding met als klap op de vuurpijl het zwembad pal voor de deur. De paarden stonden er keurig bij. Het wordt zeker en vast een leuke week. Zaterdag pas komt mijn kleine meid weer terug. Hè. Ondanks dat zulks wel gek is als je bijna zestien bent en haar vriendinnetjes hard ‘zoenen, zoenen’ riepen kreeg ik als afscheid een dikke kus en een nog dikkere knuffel van Iris. ‘Doe je voorzichtig en geen gekke dingen’, vroeg ze nog. Nee Iris, ik zal geen gekke dingen doen en dat doe ik dan nog voorzichtig ook. Zo’n meiske toch.

Op de terugweg reden we langs de manege waar Caroline met de eigen paarden bezig was. Het was flink afgekoeld. Niet verkeerd om even buiten te zitten kijken naar een paard dat rondjes draaft. Zolang ik zelf maar niet hoef te draven.

Op tijd naar bed ‘s avonds. En slapen. Als een roosje.

De zondag werd met gepast nietsdoen doorgebracht. Een beetje op de bank liggen. Het lijkt niet alleen of ik niets anders doe; het is gewoon zo! In een comfortabele tuinstoel voor het huis onder het geboomte zitten met allerhande versnaperingen. En op het paard zitten natuurlijk.
Het was een topweekend. En het is voor Sandra ook wel eens fijn als ik een weekendje weg maar toch in goede handen ben. Ik ben toch een beetje een zorgenkindje. En Caroline en Jan zorgen goed voor me als ik bij ze ben.

Nu is het maandag. Alles gaat weer zijn gewone gangetje. Sylvia, de huishoudelijke hulp, was er weer. Margaret (wvp) heeft me fijn onder de douche gestopt en anderszins tot leven gewekt. (Wat heb ik geslapen vannacht zeg!) Als toppunt van genot (ahum…) werd ik ook nog gemasseerd door Maarten. Toen Nel mijn lunch kwam maken was ik helemaal gelukkig. En toen kwam Sandra binnen. Zij had een middag vrijaf genomen. Ik was blij haar te zien. Het is nu half drie, ik heb al een hele dag achter de rug en lig, weer helemaal alleen, op bed. Uit te puffen met een glaasje limonadesiroop.

Meer gaat het echt niet worden vandaag.

*Waaronder tevens begrepen;
1. Motorrijders zonder beschermende kleding. Voor hen geldt de uitzondering dat zij zich met een niet hogere snelheid dan 70 k/m tegen de pui van een ziekenhuis te pletter mogen rijden.
2. Wandelaars die ondanks temperaturen ver boven de dertig graden de vierdaagse gaan lopen.
3. Zij die na mij naar een openbaar toilet durven te gaan.
4. Recreanten die ondanks waarschuwingen gaan zwemmen in door blauwalg en botulisme vervuild water.
5. Vakantiegangers die op zwarte zaterdag door Frankrijk naar het zuiden willen rijden.
6. Duitse toeristen die denken dat ze best met een opblaasbedje de Noordzee op kunnen.
Waar was ik ook alweer?
** Bijvoorbeeld als je schoonmoeder onverwacht een lang weekend komt logeren of andere zwaarwegende argumenten zoals thuiskomen en je vrouw heeft weer geen bier gehaald. Overleden huisdieren en plotselinge impotentie kunnen ook in overweging worden genomen. Schoonmoeders kunnen hier reageren!
En waar ging dit ook alweer over?


Dinsdag 25 juli

Dat had ik gedacht, gistermiddag. Het werd echt nog wel meer. Tot etenstijd leek er geen vuiltje aan de lucht. En er was eigenlijk geen sprake van een vuiltje. Het werd juist nog leuk en gezellig. Had ik net Gaby voor een boodschapje naar de MCD gestuurd, wilde ik nog een potje mosterd hebben. Want ik heb nog een blikje tonijn liggen. Broodje, paar blaadjes sla, tonijn en dit alles afgetopt met een mosterdsausje. Maar om een eenvoudig mosterdsausje te maken moet je wel mosterd hebben. Zodoende.
Het leek Sandra wel een goed idee om dan ook maar gelijk het eten voor morgen in huis te halen. (Voor vandaag dus. Confused?) Ja, kijk; een klein stukje in de auto en dan, hopende dat het niet druk is bij de kassa, snel één dingetje pakken en afrekenen om dan weer min of meer snel in de auto te gaan zitten, dat haal ik nog wel. Soms. Als ik me redelijk top voel. Meer boodschappen red ik niet. Echt niet.
Voor alles is een oplossing. Dus ook hiervoor. We gingen lekker wandelen met de rolstoel. Was ik gelijk nog even buiten. Het koelde al wat af, dus hupsakee… in de stoel, naar de super. De keus voor het menu viel op macaroni met ham en kaas uit de oven. Simpel en toch lekker. En ik heb beloofd het te gaan maken. Jaha… we zullen zien.
In de super ging mijn telefoon. Jip. (het dochtertje van Jenneke) Of zij en mama koffie mochten komen drinken. Natuurlijk mocht dat. Leuk. Na het afrekenen van de inmiddels aardig in omvang toegenomen boodschappen (Ik ging toch alleen voor een potje mosterd?) stiefelden we terug naar huis. Niet veel later zaten we in de tuin met koffie, thee en limonade. Een fijn besluit van de dag.

Vanmorgen maakte Sandra me wakker met een espresso. Hoewel wakker niet helemaal het juiste woord is. Ik had geslapen als een … nou, verzin maar iets wat ontzettend slaapt … en elke vezel in mijn lichaam, iedere hersencel, verzette zich meer dan hevig tegen het wekken. De overdosis cafeïne bracht daar niet veel verandering in. Weer te laat gemaakt gisteravond. Ja, stom. Ja, eigen schuld.
Helemaal uitgeteld lig ik op bed. Broodje tonijn? Pastaschotel? Kom, het is nog geen twaalf uur. Ik moet er even niet aan denken. Hopelijk komt dat straks nog. Voornamelijk het eten maken. Als bezigheidstherapie.

Half twee. De macaroni staat in de oven. Ik ben gek ook. Dat realiseer ik me best. Zo brak als wat, moe, misselijk en dan toch gaan staan koken. Macaroni. Het klonk makkelijker dan het uiteindelijk bleek te zijn. Het is gelukt. Het is niet leuk meer. Ik zit er even doorheen nu. Zin in eten heb ik nog steeds niet. En in macaroni al helemaal niet meer. Het komt er dadelijk nog op neer dat Sandra de hele ovenschaal mag leegeten. Het is nog geen avond. Wellicht heb ik dan wel trek.

Half drie. Alinea voor alinea sleept mijn dag zich voort. Ik heb net Sandra op haar werk gebeld. Gewoon om even te zaniken. Het heeft me wel goed gedaan. Wie zegt dat zeuren niet helpt? Oh… dat zeg ik zelf altijd. Vandaag helpt het wel. Een beetje dan toch. Inmiddels staat de macaroni af te koelen en heb ik een broodje gemaakt. Niet met tonijn. Te gedoe. In de koelkast stond nog een restje shoarmavlees. Blaadje sla, knoflooksaus, broodje eromheen. Klaar! Zonder gedoe. Heb ik geen zin in vandaag; gedoe.
Heb ik al verteld dat mijn (ex-)schoonouders vanavond langskomen? Mijn (ex-)schoonouders komen vanavond langs.

Half vier. De videorecorder is kapot. Drama dientengevolge. Caroline en Jan brachten uitkomst. Zij hadden nog een goede (bijna niet) gebruikte machine staan. Handige Gaby (serieus!) heeft het apparaat net aangesloten. Volgt de ongetwijfeld zware klus om het ding te programmeren. Dat schuif ik voor me uit tot morgen.
Half vier? Ik kan wel iets te drinken nemen. Fijn, zo’n vochtbeperking met dit weer. Ik drink wel wat meer dan normaal hoor. Dat druipt er vanzelf wel weer uit.
Oh, de macaroni! Ik zet even de macaroni in de koelkast en dan ga ik lekker uitlekken. De macaroni ziet er best wel aantrekkelijk uit. Ik ook. Voor een zweterige oudere man met hartklachten.

Half vijf. Sandra komt kletsnat binnen. Ja, da’s warm, een auto zonder airco. Snel water bijvullen. In Sandra dan. Een uitgedroogde San, daar heeft niemand wat aan. Tussen de bedrijven door lig ik wat te lummelen. Wat een fysiologisch uitermate cholerische klaagwaardige dag! En hij is nog niet om. Er kan nog van alles gebeuren. Er vliegt de hele tijd een vlieg om me heen. Ik heb wel zo’n elektrische vliegenmepper bij de hand, maar geen puf om het werktuig des doods te hanteren.

Half zes. Het begint een beetje op te schieten. Bijna voedertijd. Omdat ik toch niets te doen heb ben ik een datingsite voor mezelf begonnen. En dan bedoel ik natuurlijk letterlijk voor mezelf. Ik wil geen concurrentie op mijn eigen webplek.


Voor de de vrouw die wel eens toe is aan een avontuur(-tje)

How desperate can I get? De macaroni werd gelukkig met gretig enthousiasme verorberd. Ik weer blij. Alsnog een bijdrage aan dit huishouden. Eén bord heb ik al leeg. De volgende portie komt er aan. Smullen al die koolhydraatjes.

Half zeven. Ik kap ermee voor vandaag. Ik ben weer een eind gekomen al zeg ik het zelf.