Januari

3 januari 2006 0 Door robzter
5 januari 2006

Hoi… Na veel commentaar, op mijn sodemieter gekregen van deze en gene… Of ik maar weer wilde gaan schrijven. Heel de maand december is er bij ingeschoten. Maar dat had je al gemerkt. Er viel genoeg te schrijven. Daarin is gelijk de reden gelegen dat ik niet geschreven heb.
Ik ben inmiddels uit het verpleeghuis gekickt. En zit dus weer thuis. Allemaal leuk en aardig maar het heeft me wel een hoop energie gekost. Het was na een half jaar toch een hele verandering. Opeens moet ik van alles weer zelf doen. Ondanks alle hulp. En aan van alles denken. Gehospitaliseerd? Welnee! Hmmm…
Voor ik het wist braken de feestdagen aan. Die werden doorgebracht bij mijn zus in Austerlitz. En nee; dat ligt niet in Duitsland of zo.
Ondanks leuk en gezellig, toch ook een flinke aanslag op mijn gestel. Maar nu ben ik dan echt thuis. Vandaag ben ik ontwaakt uit mijn winterslaap. Klaar om er weer tegenaan te gaan. Laat dit dus een waarschuwing zijn. Morgen mijn e-mail ophalen en lezen. Ik heb een hoop gemist. En een hoop te vertellen. Iedereen die trouw is blijven schrijven in mijn gastenboek; bedankt!


6 januari 2006

6 Januari alweer. Weer een jaar naar de kloten zou je zeggen. Maar nee, niets daarvan. Mij werd met klem aangeraden de dingen des levens te bezien door een lichtroze gekleurde bril. ‘Positief’en ‘optimistisch’ zullen dit jaar de sleutelwoorden moeten zijn. Tenminste, zo zeggen de nieuwjaarswensen welke mij bereikten. (Ja, er zijn ook wensen die je niet bereiken!)
Nu ik het toch over heb, en omdat het zenden van kaartjes niet helemaal mijn ding is, wil ik vanaf deze plaats ieder die mij dierbaar is, en zelfs mensen die me minder of helemaal niet lief zijn, het allerbeste toewensen in dit kersverse jaar. Zo, daar kun je maar vanaf zijn.

Hoewel ik het toedienen van goede wensen tegenwoordig toch wat moeilijk vind. De clichés die normaal gesproken gebezigd worden worden in mijn huidige kennissenkring toch wat minder op prijs gesteld. Men hoeft mij ook geen kaartje te sturen met ‘Een voorspoedig en gezond 2006.’ Niemand sluit een vers hart bij in de enveloppe. Beetje jammer.
Gelukkig zijn er ook nog mensen met humor in mijn omgeving. Toen ik naar huis ging na de logeerpartij bij mijn zus kreeg ik van zwager Jan als afscheids(?)kado een computerspel; de virtuele interactieve hartchirurg. Doel van het spel (en ik citeer nu even de doos); ‘Probeer te voorkomen dat uw patiënt in het mortuarium beland.’

Maar nu…

Eerst moet ik alles maar weer eens een beetje normaal op de rails zien te zetten. Iedereen kent dat wel natuurlijk; de feestdagen. Dieet? Vochtbeperking? Ja, dag! Vreten en zuipen wil ik. Copieuze maaltijden, een flesje huiswijn, thuis nog even uitbuiken met een toastje Franse kaas. Een biertje drinken bij Nanne, met dim sum.  Anders staat het zo kaal. En dan onderdehand kijken naar ‘Wat je eet, ben je zelf!’ Eenmaal weer thuis in Hellevoetsluis durfde ik niet op de weegschaal te gaan staan. Gelukkig viel het mee. Kilootje erbij moet kunnen.

Nu houd ik me weer (redelijk) keurig aan de mij opgelegde beperkingen op het gebied van eten en drinken. Dat heeft ook wel weer wat nadelen. Het ging net zo lekker met mijn stoelgang. Verder zeg ik niets. De kliekjes moeten ook nog op.
Fysiek gaat het dus allemaal redelijk. Ik ben medisch gezien tamelijk stabiel. Moe maar stabiel. En mentaal? Laat ik zeggen dat ik eerst maar weer eens fatsoenlijk aan het thuis zijn moet wennen, zien hoe alles gaat, en dan daarover een oordeel vellen. Het RIAGG kan ik altijd nog bellen. Toch?

Volgende keer zal ik een samenvatting geven van de zaken die mij opvielen, verbaasden, kwaad maakten en meer van dat fraais. En nou, vooral de categorie kwaad maken was de afgelopen maand weer ruim vertegenwoordigd!


7 januari 2006

Je graaft ergens een gat in de grond, zet er wat huizen neer en voila; Hellevoetsluis in de winter. Nooit gedacht, als geboren en getogen Hagenees, dat ik ooit zou kunnen zeggen, laat staan opschrijven: Ik mis Rotterdam! Jawel, met uitroepteken en al. Ik mis de knerpende stalen wielen van trams die zich op het Eendrachtsplein door te krappe bochten moeten wringen. Ik mis het korte droge knallen van vuurwapens op de Binnenweg. Het voortdurende geluid van jankende sirenes. Rotterdam bij nacht. Ik kan niet slapen door de stilte om me heen.

Voor mijn gevoel is het nu eindelijk zover dat ik weer thuis ben. Het is zaterdag middag. Ik ben al met de SpongeMobiel naar het winkelcentrum geweest om bij de slijter een verjaardagskado voor vriend Michel te kopen. En een borrel voor mezelf, maar dat moet onder ons blijven. Daarna een paar boodschapjes bij Appie. Sandra doet alle boodschappen voor me, en ze kookt voor ons en zo. Maar bij wijze van bezigheidstherapie doe ik zelf ook wat kleine boodschapjes. Onzinnig natuurlijk, want ik kan er net zo goed even om bellen.

Al met al vandaag nog niet veel meegemaakt dus.

Dat is al weer eens anders geweest. Zo ga ik liever niet meer naar het Diaconessenhuis in Zeist. Daar houden ze namelijk niet zo van rolstoelers. Nee, echt niet. Helaas moest ik er zijn om bloed te laten prikken voor de trombosedienst. Caroline speelde voor chauffeur en bracht me er heen.
Keurig meldde ik me bij de juiste balie en vertelde het wit geüniformeerde typje dat zich er achter ophield waar ik voor kwam. Ze begreep het (hoera!) en begon vervolgens aan Caroline, die een paar meter verderop stond, uit te leggen waar we moesten zijn. Ze moest verdorie helemaal uit haar raampje leunen om dat te kunnen doen.

‘HALLO, kunt u mij misschien aankijken als u met me praat? Ik sta hier hoor. Ik heb het aan mijn hart, niet aan mijn hoofd (een klein beetje maar).’
‘Oh ja, sorry, maar ik vind het heel vervelend om met iemand in een rolstoel te moeten praten.’

Ja, dan moet je lekker in een ziekenhuis gaan werken. Daar komen alleen maar erg gezonde mensen. Huppelend, breakdansend, op rollerskates, lopend (desnoods op hun handen), op ski’s . Maar rolstoelers kom je er zelden tegen. Trut. BOOS! Maar ik hield me in. Gelukkig werd ik door een heel aardige mevrouw geprikt. En het deed geen zeer. Dat was dan wel weer fijn.

Verbaasd? Nee. Dit soort dingen blijf je tegenkomen.

Dat was vandaag;
Een beetje op bed gelegen, TV gekeken. Straks komt Iris thuis van de manege, stinkend en wel. Een rustig dagje. Langzaam weer op gang komen. Op gang komen moet ik. Nu doe ik geen reet. Lusteloos en verveeld hang ik maar een beetje rond. Dat kan nooit goed zijn.
Gelukkig heb ik me morgen een paar verplichtingen op de hals gehaald. Eerst moet ik Iris naar Oostvoorne brengen. Die gaat, hoe kan het ook anders, weer een beetje met paarden aan de gang bij de schoonouders van Meggie. ‘s Avonds heb ik een afspraak om te eten bij Gerda en Fred. Daar kijk ik al naar uit.
Maandag maar weer uitrusten dan.


8 januari 2006

 Zondagochtend en de deurbel gaat om 9 uur. Dat is toch niet normaal? Nee, dat is de wijkverpleegster die me komt helpen met wassen. Ik sliep nog min of meer. Min of meer, want zodra de kat in de gaten heeft dat er geluid uit mijn slaapkamer komt, springt ze mauwend en klauwend op bed om mij zover te krijgen dat ik haar ontbijt verstrek. Om 8 uur gaat mijn pillenwekker. ‘Pleur op stom beest, ik lig nog te maffen. Kom om een uur of 11 maar terug.’ Snapt zo’n kat dat? Die van ons niet!

Een vroegertje vandaag. En zo veel te doen. Maar goed dat ik er vroeg uit was vandaag. Alles wat ik gisteren op de rol had gezet voor vandaag heb ik voor elkaar gekregen. Het is nu bijna 8 uur ‘s avonds. Nu zit mijn dag er echt wel op hoor. Ik schrijf dit nog even op, wacht even tot Iris thuis is, voornamelijk om opdrachten tot het verrichten van huishoudelijke activiteiten te verstrekken, en dan is het wat mij betreft bedtijd.

Het was gezellig vandaag. Ik heb eindelijk de ouders van Michel ontmoet. Die was eindelijk thuis. Gefeliciteerd met zijn verjaardag had ik hem al dus het kadootje heb ik hem zonder verdere plichtplegingen in zijn handen gedouwd. Na drie kwartier ben ik huiswaarts gekeerd. Of beter gezegd; bedwaarts gekeerd. Gelukkig had ik de afspraak met Frad en Gerda met alarm in mijn agenda gezet. Net op tijd werd ik wakker gemaakt door een vervelend gejengel uit mijn telefoon.
En ik had me nog wel willen scheren. Te laat. Dan maar weer met een kop als een zwerver (mijn haar wilde ook al niet wat ik wilde) eropuit. Lekker gegeten, ijs en koffie toe. En toen weer naar huis. Daar zit ik dan nu op de bank. Uitgeblust maar tevreden. Soms is het leven toch wel een beetje leuk.


maandag 9 januari 2006

Wat ik vandaag toch weer heb meegemaakt? He-le-maal niks! Geheel uitgevloerd heb ik bijkans de gehele dag in bed gelegen. Het weekend was iets te gezellig. En ik had toch slecht geslapen vannacht. Hoe dat dan kan. Doodmoe ging ik naar boven gisteravond. Pogingen tot slapen leidden tot niets. Ik moest er ook -tig keer uit om te plassen. Gek werd ik ervan. Toch keurig aan mijn vochtbeperking gehouden afgelopen weekend. Ja, op een bepaald moment moet je je weer een beetje in acht nemen.

Helaas had Sandra vandaag erg lekkere zuurkool gemaakt. Met rookworst, anders is het niet af. Daar gaan mijn goede voornemens dan weer. Down the drain. Het was wel lekker. Op maandag eten we met z’n allen. Meggie komt dan ook na school. Op de andere doordeweekse dagen kookt Sandra voor wie er dan thuis is. Nee, ik maak me niet de illusie dat we weer een gezinnetje zijn. Dat station ben ik wel gepasseerd. De halte redeloze (radeloze?) boosheid ook wel. Het mes snijdt zo aan twee kanten. Goed opgelost. We hebben te eten en we zien elkaar.

Alleen een beetje jammer dat ik vandaag aan tafel verstek moest laten gaan. Ik had na ontbijt en lunch ook diner op bed. Een wat duffe dag dus. Vervelend ook wel. Ik voel me verder namelijk redelijk. Alleen zo verdraaid moe. De dagen dat het helemaal niets is schakelen zich steeds frequenter aaneen. Daar moet echt wat aan veranderen. Ik moet eens gaan nadenken over een hobby. Jammer dat alleen al bij de gedachte daaraan de moed me in de schoenen zinkt.Een persoonlijke activiteitenbegeleider, dat zou wellicht wat zijn.

Nou ja voorlopig is GTST alweer afgelopen en lig ik nog steeds in bed. Met een mok hete anijsmelk. Ik hoor dat de wasdroger op zolder klaar is. Hij staat heel irritant te piepen. ‘IRIS!!!!!!!!!’

Zo; nu kan ik rustig slapen. Welterusten.


woensdag 11 januari 2006

Wat doe ik nou allemaal op zo’n druilerige dag als vandaag? De dag begon met een douchebeurtje onder begeleiding van een mevrouw van de thuiszorg. Na deze onderbreking van mijn nachtrust ging ik rap weer terug in bed. Knorren. Eén keer plassen… twee keer plassen… drie keer plassen… vier keer plassen. Ja jeetje! Hoe kan ik op zo’n manier nou lekker utslapen? Het was pas kwart over elf. Wat nu? Echt slapen lukte niet meer.

Met gevaar voor eigen gezondheid haalde ik de krant uit de brievenbus. Wat een k*#weer zeg. Snel de deur weer dicht. Met de krant in de hand maakte ik een bakkie thee. Fijn terug in bed. Even rillen onder het dekbed totdat ik weer een beetje op temperatuur was. ‘Laat het wereldnieuws maar komen.’

En het wereldnieuws kwam tot mij. Televisie en krant stonden er vol mee. Rampspoed en ellende. ‘Moeten we militairen naar Afghanistan sturen?’ Slagvaardig als altijd durft het kabinet hier geen beslissing over te nemen. Ondertussen leunt de tweede kamer gemoedelijk achterover in het pluche.
‘Ja!’, roepen de rechts georiënteerden in Den Haag. Die hebben voor het merendeel natuurlijk zelf in het leger gezeten. En dat net op het moment dat het rustig werd in Libanon en Joegoslavië nog een goedkope en veilige vakantiebestemming bood.

‘Nee!’ wordt er links geschreeuwd. Dat kun je natuurlijk verwachten van voormalige dienstweigeraars en dierenrechtenactivisten. En waarom zijn die linkmiegels zo mordicus tegen? Omdat het gevaarlijk is in Afghanistan. Het is daar gevaarlijk! Zou dat niet de reden zijn dat we tot de tanden toe gemotiveerde (Join the army, go to foreign places, meet the locals… and kill them!) en bewapende militairen sturen. Ik neem tenminste niet aan dat we een ploeg padvindertjes met koekjes langs de deuren laten gaan of met vernuftige knopen en palen een ziekenhuis in elkaar laten knutselen.

Als de krant gespeld is overweeg ik me aan te kleden. Half twee; mooie tijd. Een korte blik uit het raam deed me ogenblikkelijk van dit voornemen afzien. Ja, dag… goed weer om in bed te blijven liggen. Als concessie deed ik een t-shirt en een trainingsbroek aan. Inmiddels had ik wel ontbeten. er was nog bami van gister over. Mmmm… lekker. Wat dat betreft; m’n eetlust heb ik weer redelijk terug. Twee uur; mooie tijd voor een tussendoortje. Ik had toch wel trek. Nou, vooruit. Een patatje pinda dan maar. Oh wat erg. Dit kon echt niet. Maar ik deed het toch.

Werd het maar mooi weer. Ik ga de raarste dingen doen. Vanmiddag vond ik het nodig om eens precies uit te zoeken hoelang de traplift er over doet om van boven naar beneden te komen. Jullie zijn zeker ook wel benieuwd? Ja toch? 44,22 seconden doet de lift erover om van boven naar beneden te komen. Dus degenen die aanbellen; ‘Even geduld aub. Ik weet dat het regent en dat het koud is, maar ik kom eraan hoor!’
Nu ben ik nog benieuwd hoelang de lift er over doet om van boven naar beneden te komen. Dat wordt het project van morgen.

Ik moet nog veel meer doen morgen. Ik moet de tandarts bellen. Er zijn vorige maand twee kiezen afgebroken. Maar ik durf niet. Het is wel dringend nodig. HELP! En ik moet de trombosedienst afzeggen. Dinsdag weer een ochtendje EMC. Dr. Balk, ICD controleren en dus INR laten prikken. Misschien lunchen in het mummiemuseum.. Even de kroketten checken.

Maar dat komt nog. Ik lig weer op bed. Even uitbuiken. Omelet gevuld met spinazie. Wie weet wat voor spannende def ik dan morgen weer heb. Voor vandaag is het wel weer genoeg geweest. Ik verheug me nu al op de dingen die komen gaan.


donderdag 12 januari 2006

‘Goede middag, u spreekt met …. van Ooms Liften. Wij willen graag langskomen om de traplift te verwijderen.’ Ja, hoor?! Volgens de informatie van de WVG woon ik niet meer op de Nereus.. Nee, waar woon ik dan? In een kartonnen doos of zo? In ieder geval zou het zonder die traplift inderdaad moeilijk worden om hier te blijven wonen. Morgen dus maar eens even een telefoontje naar de heren van de WVG plegen.
Gelijk ook eens vragen hoe het met mijn invalidenparkeerkaart zit. Daar hoor ik ook maar niets van.

Daarmee heb ik dan ook wel gelijk het meest opwindende van vandaag gehad. Alhoewel het bellen van de tandarts me toch ook wat klam zweet bezorgde. Maar goed; de afspraak staat. Volgende week woensdag ben ik de klos.

Een saaie dag kan ik vandaag niet noemen. Al heel, heel, heel vroeg kreeg ik Betty ‘het is altijd lente’ de doktersassistente aan de telefoon. De dokter zou mij komen vereren met een visite. Kon ik hem meteen eens vragen hoe het nou met z’n burn out gaat. Daar schijnen artsen meer dan gemiddeld last van te hebben. Gelukkig ben ik geen arts. Ik ben al op andere wijze opgebrand.
Nou was ik toch al wakker. Iris was iets kwijt. De ouders onder jullie herkennen dit vast. Haar kamer is één grote bende. Ik durf er niet binnen te gaan, uit angst dat ‘iets’ (ik acht alles mogelijk) me bespringt vanachter de bergen kleding, schoolspullen, paardenattributen en Joost mag weten wat er nog allemaal meer op de grond slingert. Vanochtend kon ze haar gymkleren niet vinden. Nee, gek hè?
Of ik wist waar ze lagen. Ja, dat ga ik weten, waar haar spullen liggen. Ik ben haar moeder niet! Moeders weten dat soort dingen wel. Op zo’n moment mis je een vrouw in huis hoor! Volgens Iris hadden ze de hele week ‘ergens beneden’ gelegen. Mijn vraag of ze daar horen te liggen werd niet op prijs gesteld. Dat ik haar veel succes wenste met zoeken in haar kamer al helemaal niet. Uiteindelijk  kwam het gezochte te voorschijn, veel gemekker en rode vlekken later. Snel naar school. Heel snel!

Zo langzamerhand wordt het ook tijd om eens over de vakantie na te denken. Ik denk dat het dit jaar weer geen Turkije wordt. Waren het eerst Russen waar iedereen zich dood aan ergerde, nu is het de vogelgriep die fatale slachtoffers eist. De All-Inclusivearrangementen naar Turkije worden wel steeds goedkoper. Dat komt natuurlijk omdat je geen retourtje Ankara met Onur Air (If our planes won’t kill you, our poultry will!) nodig hebt, doch slechts een enkele reis. Zo heeft de wild om zich heen grijpende kippenkoorts toch nog voordelen.
De deskundigen in Nederland hebben al geopperd desinfecterende matten op Schiphol neer te leggen. Zou het geen beter idee zijn om een gracht om Turkije te graven en die te vullen met WC-eend? Tussen al dit virale geweld heeft Kentucky Fried Chicken een groot marktoffensief aangekondigd. Goed moment. Nee, dan toch liever een schaap. Door de sterk gerezen vraag wel wat duur in deze tijd van het jaar, maar wat is er tegenwoordig nog wel goedkoop? ‘Doe mij maar een MacSheep en een goatmilkshake.’


vrijdag 13 januari 2006

 Vrijdagmorgen, 13 januari 2006. Gaby en Iris zijn de deur al uit. Naar school. Ik heb er niets van gemerkt. Jammer dat dan de wekker gaat om pillen te nemen. Jammer dat als ik dan weer slaap de bel gaat en de wijkverpleging voor de deur staat. Gelukkig viel ik na het douchen weer in slaap. Na twaalf uur werd ik een keertje wakker. Uitgerust? Echt sprankelend voelde (en voel) ik me niet.

Het is weer zo’n dag van een onbestemd ‘niet lekker voelen’. Sandra heeft me nog meegenomen met boodschappen doen. Mijn idee was dat ik me door even min of meer buiten en actief te zijn wel wat beter zou gaan voelen. Helaas hielp het uitje niet veel. In ieder geval zijn de boodschappen weer allemaal in huis . Inclusief een kant en klaar maaltijd voor zondag.Zondag ben ik moederziel alleen (‘snik’) en veel zin om alleen voor mezelf te koken heb ik niet.
Ik vind het wel leuk om te helpen met koken. Als ik maar geen hele maaltijd goed getimed in elkaar hoef te zetten dan lukt het me wel. Zodoende stond ik van de week dan stukjes kipfilet te snijden voor de kip-kerry die Gaby maakte of omeletjes te bakken bij de spinazie. Dat soort dingen.

Al met al een gedwongen rustig dagje. Die rustige dagjes ben ik alleen zo vreselijk zat. Ik heb me niet eens verveeld vandaag. Daar was ik te verveeld voor. Ik was gewoon helemaal niks vandaag. En om nou ‘s avonds nog te gaan liggen hopen dat het nog wel wat wordt, lijkt me niet echt reëel. Dus dan maar niet naar de kroeg vanavond. (Alsof ik daar geregeld kom. Ja…) Ik ben echt wel weer eens toe aan een wild weekend. Mijn huidige idee van ‘wild’ is het bodempje wijn dat ik drink terwijl ik dit typ. Errug hè?

In Saoudi Arabië hadden ze een wel heel wild weekje.

Op pelgrimstocht naar Mekka is nog steeds niet helemaal zonder gevaar. Fijn met z’n tweemiljoenen naar een gehucht om stenen te gooien naar drie zuilen. Ik zie dat helemaal voor me. Er staan twee miljoen kerels op het dorpsplein en die gaan allemaal met keien smijten.
Volgens mij  moet je dan twee dingen goed in de smiezen houden. Ten eerste dat je niet achteraan staat want dan raak je die pilaren nooit. Ten tweede dat je niet vooraan staat. In dat geval krijg je al die stenen gegooid door degenen achteraan tegen je kop.

Als de stenen dan op zijn, hup, met z’n allen terug naar het hotel. Twee miljoen mannen stromen het dorpje weer uit, door smalle poortjes en krappe steegjes. Ja, de nietsvermoedende bedevaartganger dacht dat hij het ergste nu wel achter de rug had. Maar niks daarvan. Er stond nog een activiteit in het draaiboek van de Organisator; menselijk Domino D-day!
Je weet wel; net als menselijk schaken. Maar dan anders. En zonder mussen (Het is er namelijk ook nog eens zo warm dat de mussen allemaal al gebraden uit de dakgoten zijn gevallen. Ook niet leuk voor die beestjes wat dat betreft. Daar hoor je Greenpeace niet over. Nee, te weinig groen ter plaatse natuurlijk. Maar dit terzijde). Huplakee… zo’n tweeduizend man buitelen over elkaar heen. Bijna 400 doden en minstens een even groot aantal gewonden. Er hoeft er maar eentje over een koffertje te struikelen.

(Bij een ministerie ergens in Den Haag:
‘Agent, agent! Er staat daar een verdacht koffertje bij de ingang!
”Rustig maar mevrouwtje. Dat is een maatregel tegen terrorisme. Als er een terrorist komt, struikelt ‘ie over dat koffertje en dan pakken we hem direct op.’)

Voor volgend jaar is er iets bedacht, zo las ik in mijn dagelijks dagblad; Om de problemen zoveel mogelijk het hoofd te bieden, willen de Saoudische autoriteiten een metro aanleggen die de bedevaartgangers zal vervoeren tussen de verschillende religieuze attracties. Daar wil ik, op veilige afstand weliswaar, bij zijn. Een paar miljoen ongeduldige reizigers op het perron. Daar komt een metrostel, iets te laat. De deuren gaan open. De rest verzin je zelf maar. Gratis tip: stap niet als eerste in!

Kortom; misschien is het als individuele moslim slimmer om, ik noem maar wat, op 8 maart of op de verjaardag van je schoonmoeder stenen te gaan gooien.


zaterdag 14 januari 2006

Na het licht op de hak nemen van de hadj heb ik gisteravond voor de zekerheid toch maar even één van de tasjes van Gaby voor de deur gezet. Mist ze toch niet. En je weet maar nooit.

Maar nu hou ik er over op. Tenzij…  Nee, schei nou maar uit.

Ik werd vanochtend wakker omdat ik Iris hoorde rommelen. Zaterdag, manegedag. Niet voor mij. Bijna half tien was het. Mijn wekker stond op het punt om me te wekken. Dat was niet meer nodig. Ik schoot mijn badjas aan en trapllifte naar beneden. In de keuken stond Iris haar broodjes te smeren. Ik zette de waterkoker aan en smeerde ook een bolletje. De waterkoker borrelde. Even later zat ik, voor mijn doen, helemaal wakker op de bank met een ontbijtje. Buiten scheen een waterig zonnetje.

Er zou zo wel iemand bellen om me te assisteren met douchen. Iris was inmiddels op haar fiets gestapt en de polder ingereden. In alle stilte op de bank. En het bleef stil. Akelig stil. Geen zuster. Het werd later en later. Inmiddels had ik me voorgenomen iets te gaan doen. Ik voelde me prima, dus een solotripje naar het winkelcentrum moest kunnen. Stiekem nog even wat lekkers halen voor bij het eten vanavond. Maar geen zuster, dus niet douchen.

Dan zelf maar een kattenwasje aan de wasbak. Dat is toch minder. Zo ruikt het inmiddels wel. Met mijn hyperactieve zweetklieren kan ik me het eigenlijk niet permitteren niet te douchen. Zelfs de kat gaat liever in de vensterbank zitten dan naast mij op bed. Maar zover was ik nog niet. Ik had me net gewassen, oh ja. Een schoon onderbroekje aan, frisse sokken en wat je nog zo meer aantrekt. Nog steeds geen zuster. ‘Zal ik gewoon weggaan of blijven wachten.’ Ik bleef maar even wachten en nam nog beker thee.

De bel. ‘Wie zal dat nou zijn?’ Inderdaad is het altijd weer de vraag wie dat nou zal zijn. Volgens mij heb ik al zo’n beetje het hele personeelsbestand van de thuiszorg over de vloer gehad. Ik kan ook niet meer bijhouden hoe ze allemaal heten. Daar ga ik ook geen moeite voor doen, denk ik. Ik deed de deur open en trof een jong meisje aan. Was ik maar wat geduldiger! Het was te laat om me weer uit te kleden en mijn haar terug uit model te duwen.

Dan maar naar het winkelcentrum. wat een gedoe zeg. Rolstoel in de auto, zelf in de auto, rijden naar het winkelcentrum, parkeerplekje zoeken want invalidenkaart verlopen, auto parkeren, uit de auto, rolstoel uit de auto en in elkaar zetten. Hè hè. Op die manier ben ik al moe voordat ik één winkel gezien heb. Gelukkig viel het mee. Een paar minuten later, het was rustig bij de toko, was ik in het bezit van twee risolles. Eén voor Iris en eentje voor mij. Terug naar de auto. Wat een gedoe! Voor twee snacks.

Toch weer twintig minuten nuttig besteed. Er stond nog meer op het program. Eindelijk tijd, puf en andere noodzakelijke randvoorwaarden om bij Anja en Richard langs te gaan. Anja en Richard hebben twee honden. Geinige beesten. Totdat ik er één in het voorbij lopen wilde aaien. Dat vond hij niet leuk. Het geintje kostte me bijna mijn rechterhand. Als ik die moet missen blijft er helemaal niets van mijn seksleven over. Probeer nou niet me gerust te stellen met het aloude gezegde dat blaffende honden niet bijten. Baloe, zo heet het dier, was angstwekkend stil gedurende mijn bezoekje.

Verder was het gezellig. Weer thee. Ik werd nou wel een beetje flauw van alle thee. Toen ik even later thuis voorreed stonden Wilma en Ruud daar al te wachten. Verkleumd in hun auto. Dat hadden ze snel gedaan. Volgens Wilma had Ruud weer eens veel te hard gereden. Ja, ja. Dat doet Ruud nooit. Dat weet ik zeker. Gauw naar binnen, jassen uit, zoenen en zitten. ‘Wat willen we drinken?’ Ruud en Wilma willen koffie. Ik neem… thee.

We keuvelen gezellig wat. Na een tijdje willen we natuurlijk nog wat drinken. Ruud wil koffie en Wilma dring ik een wijntje op. Ze drinkt anders nooit. En ik neem… ook maar een wijntje. Je laat iemand niet alleen wijn drinken. Dat hoort niet. En Ruud lust het niet. Dus heb ik me opgeofferd. Goed hè? Toen Ruud en Wilma weg waren was het wat mij betrof etenstijd. En uitrusttijd. Lekker even naar bed. Met een broodje en een halve finale van Lakeside. Zo af en toe doezel ik weg. Een goede dag achter de rug. Straks nog even langs bij Peter en Renate. Voor een bakkie… koffie.


zondag 15 januari 2006

Deze zondag heb ik geheel vrijwillig besteed aan hetgeen waarvoor de zondag ooit in het leven is geroepen; rusten. Nou ja… rusten? Rustig aan doen. Gisteravond was ik op tijd gaan slapen en ook in slaap gevallen. Lekker geslapen vannacht, dus zat ik er vanochtend lekker fris bij. Iris kwam ook beneden. Zonder het tegen elkaar te zeggen, besloten we er een pyjamadag van te maken. Ik had eigenlijk nog wel wat activiteiten in gedachten maar een dagje een beetje rekening houden met mijn gezondheid (of het gebrek daaraan) leek me ook niet gek.

Iris bleef ook thuis, ze ging leren voor de proefwerkweek. Een nobel streven. En niet alleen een streven; ze heeft de hele dag met haar neus in de boeken gezeten. Met z’n tweetjes. Een beetje scharrelen. In trainingsbroek en sweater. Sloffen aan de voetjes. Tussen de middag een uurtje slapen. Al met al voelde ik me best goed.

De dag ging zelfs best nog wel snel voorbij. Michel kwam ‘s middag langs. Voor startkabels. Die moesten bij buurvrouw Pia vandaan komen. Daarna kwam hij nog terug om een magnetron voor Meggie langs te brengen. Aansluitend moest ik de auto terugbrengen naar Sandra. En toen was het alweer etenstijd. De tijd vloog.

Ik tik dit nog snel even en dan ga ik darten kijken. Een Hollandse finale van het Lakeside. Van Barneveld tegen Klaasen. Het gaat bijna beginnen.

Later…

 

maandag 16 januari 2006

De week is weer in volle hevigheid begonnen. Zelf voelde ik me erg heftig. Wederom heel goed geslapen, om half tien eruit. ‘Oké maandag… kom maar op.’ Tja, en toen kwam er bar weinig. Hoe krijg ik zo nou een beetje fatsoenlijk dit blog gevuld? Zal ik dan maar plagiëren uit andermans weblog? En als die persoon dan plotseling beschrijft hoe hij in Venezuela is gaan bungeejumpen? Daar trapt geen hond in natuurlijk. Dan maar weer een beschrijving van deze dag. En een restantje van gisteravond.

Het aanschouwen van de nobele dartsport is als hartpatiënt bepaald geen sinecure. Het mag wonderbaarlijk heten dat ik me ondanks mijn zwakke gestel door de finale van The Lakeside heb gevochten. Daar eenmaal van bekomen werd ik over vallen door een ander geval van schokkend ongeloof. Zomaar spontaan begon Iris met het opruimen van haar kamertje. Toen ik dat merkte moest 112 echt bijna gebeld worden.

Ik ben toen maar gaan slapen voordat er nog meer vreemde dingen zouden voorvallen. Zoals ik al zei; lekker geslapen.

Al voordat de dames van de thuiszorg verschenen was het ontbijt naar binnen gewerkt. Douchen! Na het douchen heb ik me aangekleed. Vaak blijf ik, als er niets te doen is, rondlopen in een trainingsbroek en een sweater. Als Iris thuiskomt vraagt ze waar ik heenga.

‘Nergens.’ is mijn antwoord.
‘Ja, waarom heb je je dan helemaal aangekleed?’
‘Dan voel ik me lekkerder, net of ik niet ziek ben.’
‘Nou, ik zou lekker in mijn pyjama blijven lopen. Wat een onzin.’

En toch is het zo. Ik voelde me best goed. Na mijn tussen-de -middag-slaapje heb ik me dus weer gewoon aangekleed. Ik stond zelfs op het punt om een onzinboodschapje te gaan doen. Toen stond Meggie voor de deur. Het leek ons een aardig idee om dan maar alvast de boodschappen te gaan doen. Dat werd een hele toestand. Heremetijd.

Een toestand, een paar boodschappen voor het eten doen? Ja! Wel als je toch wel een beetje afhankelijk bent van een rolstoel. En dat die dus wel mee moet. (Ik wilde wel proberen de boodschappen lopend door de supermarkt te doen, maar daar waren drie dochters het helemaal niet mee eens.) Het werd pas echt leuk toen bleek dat Meggie met de auto van haar vriend Kevin was. Een sportautootje met een een giga-subwoofer in de kofferbak. Dus moest de rolstoel achter de voorstoelen. Iris en Meggie kregen het nog voor elkaar ook!

Rolstoel of niet. De boodschappen belandden uiteindelijk op tafel. Als diner voor vijf.

Dat was het zo’n beetje, een goede dag. Rustig aan. Niet aanstellen. Zelf ook een beetje rommelen in het huishouden. Morgen wordt druk. Veel te doen in het ziekenhuis. Daarna lunchen en koffiedrinken in het mummiemuseum. We gaan het zien. Het ziekenhuis zal niet al te veel problemen opleveren. Wat mij betreft gaat het nu weer even prima.


dinsdag 17 januari 2006

 Wat een dag. Om kwart voor acht kondigde de wekker mijn ontwaken aan. De wekker deed erg zijn best. Niet dat het echt veel hielp. Zelf wilde ik niet erg meewerken aan de exercitie van het opstaan, douchen en aankleden. Om over het nuttigen van een voedzaam ontbijtje maar te zwijgen. Eer ik het goed en wel in de gaten had brak de dag los, mij met zich meesleurend.

De eerste afspraak was het ziekenhuis om half tien. Kwart over acht de deur uit, nog even tanken. Ruim op tijd zou je denken. Dus niet. Gewapend met een bij de pomp gekocht broodje kaas en een bak koffie en een volle tank benzine stond ik even later shocking klem in de file op de Groene Kruisweg. Dat schoot al niet op. Na bijna drie kwartier stond ik eindelijk op de fu^%ing Hartelbrug. Er was weer iemand platgereden op de A15. Weer het ziekenhuis bellen dat ik te laat zou komen.

Hoewel ik eigenlijk wel verwacht had dat het ziekenhuis mij zou bellen. Maar navraag bij de dokter leerde mijn dat een transplantatie vanuit een geheel platgereden verkeersslachtoffer geen optie was. Hoofd of benen plat? Geen probleem. Maar geplette harten schijnen niet getransplanteerd te worden.

Veel te laat verscheen ik in het ziekenhuis. Met een nieuwe smoes parkeerde ik weer bij het Thoraxcentrum. Snel (??) naar boven met mijn rolstoel. En ik moest van alles. Controle door Dr. Balk, ICD-controle, INR prikken en koffie drinken met Rob en Angelique. Rob is een collega-hartpatiënt. Het gaat medisch even niet zo goed met Rob. En met zijn vrouw zit het ook niet lekker.Maar partners worden meestal overgeslagen in het medeleven.

Poe hé… Van hot naar haar in dat ziekenhuis. En het schoot maar niet op. En dat ondanks dat ik overal snel geholpen werd. Dat komt ervan als je met Jan en alleman gaat staan ouwehoeren. Toen de koffie op was en we met z’n allen naar de parkeergarage liepen zagen we een oude bekende op een kamer op 1200. Die mevrouw moest natuurlijk wel even begroet worden. Om half twaalf, twaalf uur had ik toch een lunchafspraak? Te laat. Het thema van deze dag.

Toch nog in het mummiemuseum beland voor de lunch! Van restaurantmedewerker Willem kreeg ik een knuffel toen ik binnenkwam. Moet kunnen. Aardige gozer. Na een kop Japanse Origamisoep en een broodje op naar de vijfde verdieping. Onderweg een hoop bekende gezichten die wilden weten hoe het met me ging. Vertrouwd. En nu toch blij dat ik er weg ben. Zo hoort het ook. Maar de volgende keer dat ik in het EMC moet zijn ga ik er toch weer even langs. Het mummiemuseum.

Er waren nog wat bekende patiënten. Terwijl zij zaten te eten schoof ik bij aan tafel voor een praatje. Gezellig. Na het eten hielp ik nog even met het afruimen van de tafels. Ach, sommige dingen worden snel een gewoonte. Wel leuk. Vooral in de wetenschap dat ik weer naar huis zou gaan.

Zover was het echter nog niet. Eerst nog even koffie drinken met Inge. Even bijkletsen. Vooral over mezelf. Het meisje aan de kassa van het restaurant vroeg waarom ik mijn koffie wilde afrekenen. Die is gratis voor bewoners en patiënten. Dat was ik niet meer. In middels was het al twee uur geweest. De avonturen van Robje in de Grote Stad waren na de koffie nog niet afgelopen.

Nog even langs Ruud en Wilma in Krimpen a/d Lek om een paar speakers op te halen. Een ritje naar Krimpen dus. Een stukje Rotterdamse binnenstad, Maasboulevard en onder de ring door de polder weer in. Hellevoet is een gat maar Krimpen hebben ze ook goed verstopt hoor! Een beetje doorrijden. Even na drieën vertrok ik met een kopje thee in mijn buik en een paar speakers in de kofferbak naar mijn volgende bestemming; Vlaardingen.

Daar werkt Sandra. Die zou ik uit haar werk ophalen. Aldus geschiedde. Nou naar huis hoor! Onderweg bespraken we de opties voor het diner. Er was weinig motivatie om te koken en ik had razende honger. Ik wilde een snelle hap maar kon zo gauw alleen maar roti van de toko verzinnen. De definitieve keuze was snel gemaakt. Roti dus. Onderweg zei ik tegen Sandra dat ik mezelf best wel stoer vond dat ik ik zo’n drukke dag tot een goed eind had gebracht.

Sandra keek bedenkelijk. En terecht vrees ik. Na het verorberen van de roti ging ik snel naar bed. Daar lig ik nu nog. Ik voel me niet meer zo stoer. Meer belabberd. Morgen naar de tandarts. Voor nu welterusten.


woensdag 18 januari 2006

Alle mensen. Wat een drama! Eerst gisteravond maar eens afmaken. Hondsberoerd was ik. Eigen schuld, dikke bult. En zo zou ik naar de tandarts moeten op m’n scootmobiel? Dat zag ik zo niet gebeuren. Ik wist het niet meer. Sylvia en Remko brachten uitkomst. Remko wilde me wel begeleiden naar de smoelensmid. Geruisloos gleed de avond over in de nacht.
De nacht. Eerst moet ik iets bekennen; ik was vergeten mijn medicijnen te slikken dinsdagochtend. Daar zitten ook plaspillen bij. Resultaat was dat ik de hele dag niet had geplast. Bij de avondmedicatie gaan er ook plaspillen naar binnen. Daarvan was het resultaat dat ik de hele nacht naar de plee bleef lopen. Bij het opstaan vanmorgen woog ik 89 kilo. Gisterochtend waren dat er maar 87. Dat kan nooit goed zijn gezien mijn gebrekkige vochthuishouding.
Vandaag begon mijn dag gelukkig wel met medicijnen slikken. En nog meer pissen totdat ik 86,7 kilo woog. ‘Hebbie nog meer te zeiken?’ Ja, dat komt nog. Want ik voelde me erg brak. Heel erg brak. Zin om te douchen had ik niet, de thuishulp werd afgebeld. Doe ik ook eens een dagje actief. Word ik gelijk gestraft.

Ik heb ooit gekeken naar The Marathonman, een film met Dustin Hofmann met daarin een nogal expliciete sadistische tandartsscène. Sindsdien ben ik zo bang voor de tandarts. Dat heb ik wel vaker met films hoor. Na het zien van Jaws durfde ik paar maanden niet in bad of zelfs maar onder de douche. Daar was mijn omgeving niet zo blij mee. Dat heb ik vast al eens verteld. Kan ik me voorstellen.

De tandarts. Al sinds ik de afspraak maakte spookt het door mijn hoofd; de tandarts… d e  t a n d a r t s . Op de achtergrond klinkt een holle lach. Ik wil nog dieper onder mijn dekbed kruipen. Je zo naar de kloten voelen en dan ook nog naar de tandarts moeten. Dat zou je toch niemand aan willen doen? Maar ja… nu had ik Remko er al in betrokken. En als een boomlange marinier, net terug uit Afghanistan, je zegt dat je meegaat naar de tandarts, dan ga je mee naar de tandarts!

Alsof de Hofstadgroep terroristje had gespeeld in mijn mond. Die indruk liet mijn gebit achter. En dat was te merken ook. Er werd mij een beetje te enthousiast geboord, geschuurd, geschraapt, cement gestort, en meer van dat soort dingen. Drie vullingen later verliet ik de praktijk. Drie vullingen; een noodvulling, een echte vulling en één waarvan de tandarts verwacht dat hij er zeer binnenkort weer uitdondert waarna de getroffen kies alsnog getrokken zal moeten worden. Da’s lekker. Maandagmiddag terug voor de rest. Wie wil er dan mee?

Eenmaal thuis kroop ik jammerend en piepend weer in mijn bedje. Helemaal zielig. Ik ben er niet meer uitgekomen. En gedoucht ben ik ook nog niet. M’n neus is toch verstopt. So who cares?


vrijdag 20 januari 2006

Gisteren is er helemaal niets van schrijven gekomen. Te druk. Met van alles. Geloof het of niet; ik heb al twee goede dagen achter elkaar. Ook op goede dagen gaat er echter wel eens wat mis. Zo bleek de noodvulling die de tandarts gemaakt had echt vakwerk te zijn. Gisterochtend lag ‘ie er al uit. Misschien was het verse kaiserbrötchen bij het ontbijt iets te veel van het goede. Heb ik dat weer? Ja dat heb ik weer.

Waarom het dan toch een goede dag was? Ik voelde me redelijk fit. Zo fit dat ik geheel op eigen houtje boodschapen heb gedaan. Ja, echte boodschappen. Dus niet alleen twee blikjes bier en een zak borrelnootjes. Nee, alles voor het eten en wat er nog meer nodig was. Boodschappen doen bij de MCD. Deze buurtsuper is niet erg rolstoel- en scootmobielvriendelijk. De winkel kom je nog wel door. En dat je niet bij de hoge schappen kan, dat is nou eenmaal zo. En de goedkope spullen staan toch onderop.
Maar dat de pinapparaten zo hoog zitten dat je er niet eens vanuit je scootmobiel bij kunt vind ik een beetje vreemd. Bij concurrent Appie lukt dat prima. Wonen er hier in de buurt misschien allemaal extreem lange mensen?

De boodschappen had ik in elk geval binnen. We aten sla met kipkluifjes. Als ik toch bezig was kon ik net zo goed het eten ook in orde maken. Toch makkelijk eten. Verspreid over de middag bereidde ik alles voor; snijden, alvast aardappeltjes jassen koken. Lekker, straks gebakken aardappeltjes. De kip kon in de grill. En tussendoor steeds even een beetje uitrusten. Toen Sandra na een fijne file en Iris na haar paardengedoe waren thuisgekomen konden we lekker eten.
Dat had ik toch maar gefikst. Een tijd geleden dat er iets van mijn hand op tafel (in dit geval op schoot) kwam. Een fijn gevoel om ook praktisch iets te kunnen bijdragen. En het scheelde Sandra een hoop gedoe en na het werk snel winkelen. ‘Ploft u maar met dit wijntje op de bank mevrouw!’

Het goede gevoel zette zich vandaag voort. De mevrouw van het wassen kwam wat vroeg. Om negen uur, ik sliep nog. Iris kwam me wakker maken. Na de gebruikelijk koude start problemen sleepte ik mezelf in mijn blote reet naar de douche. Ja, dag. Ik ga niet al mijn gewoontes opgeven hoor.Ze zal wel vaker iemand in zijn blootje gezien hebben toch? En ach, met dat goddelijke lichaam van mij had ze het ook kunnen zien als mijn bijdrage aan het verbeteren van haar secundaire arbeidsvoorwaarden.

De vroege douchebeurt kwam eigenlijk wel goed uit. Ik zou om tien uur met Sandra de grote boodschappen (??) doen. Toen we dat gedaan hadden bracht ik haar, na een een bakkie koffie, naar huis. Telefonisch informeren leerde me dat Fred B. thuis was dus besloot ik die ouwe hartpatiënt eens een kopje thee af te gaan troggelen. Altijd prettig om even met Fred te kletsen. Gezellig. ‘Goh, hoe beroerd voel jij je nou?’ Dat soort dingen. Nee hoor.
Plotseling realiseerde ik me dat fysiotherapeut Maarten bijna voor mijn deur zou staan. Naar huis dan maar. Maarten was er nog niet. Zodoende nam ik de gelegenheid te baat om het bij Ruud geregelde stel luidsprekers aan te sluiten. Vanmiddag het eerste CD’-tje gedraaid sinds mijn thuiskomst. Muziek. de DVD met het Berlijnse concert van The Wall kwam uit zijn hoesje. Nog steeds kippenvel.

Vanmiddag heb ik dus rustig aan op de bank gezeten. Zal ik vanavond nog wat gaan doen?


zaterdag 21 januari 2006

De omgekeerde wereld! Dat is het hier. ‘Wie is er hier nou 15 en 17 en wie 43? ‘ vroeg ik mij gisteravond af.

‘Waar ga je dan heen? … En met wie? … Hoe laat ben je thuis? Word je thuisgebracht? .. Oh je gaat met je eigen auto…. Hoe ga je dat dan doen? Kom je het even zeggen als je weer thuis bent? Ik laat mijn kamerdeur wel open. … Doe je voorzichtig?

Wil ik ook eens een keertje uitgaan. Ik mag ook nooit wat! Nou ja… na een hoop gezeur mocht ik dan wel heel even naar het Barbiertje, de stamkroeg. Dus helemaal blij midden in de nacht in de auto. Naar de Vesting. Op de parkeerplaats rijd ik Jaap tegen het lijf. Het kletsen met Jaap kostte me wel het parkeerplekje waar ik in wilde rijden. KUT! Omdat mijn invalidenparkeerkaart (scrabblewoord!) is verlopen durfde ik de wagen niet op een voor invaliden bestemde parkeerplaats neer te zetten. Het sterft in de Vesting van de dienders. In het weekend dan.

Jaap duwde me het holletje op richting kroeg. Er was niemand. Tenminste; niemand die ik kende. Om nou alleen in de kroeg te gaan zitten hangen, daar had ik geen zin in. Dan maar terug naar huis en pitten. De rolstoel lag weer achter in de auto, de motor liep. Opeens stond Sandra naast me. Met de ploeg van de dansschool gingen ze nog naar het bakkertje en daarna het café in. ‘Ga dan met ons mee.’Ja. Goed plan. Achteraf niet zo’n heel goed plan, maar daar kom ik altijd pas later achter.

Het bakkertje. Daar was ik ook al twee jaar niet geweest. Het bakkertje is een een konditorei/warme bakker en is gedurende de uitgaansuren geopend. Handel! De rolstoel kwam weer uit de auto, een dikke knuffel van Esmeralda en weer naar boven. Thee en een pikant kipbroodje van het bakkertje. En weer terug naar het Barbiertje. Daar kwam ik om half twee uitrollen. Een beetje laat! Oh ja; dat rollen heeft te maken met mijn rolstoel. Dat je niet denkt dat ik straalbezopen was.

Vannacht deed ik geen oog dicht. Ik was zo intens moe dat ik er letterlijk ziek van was. Misselijk, pijn op m’n borst, benauwd, zweten. Shit. Dat kon niet goed zijn. Tegen het ochtendgloren viel ik in slaap. De wekker ging me veel te vroeg. Voor m’n gevoel sliep ik net. Uit dat ding. Oh nee, pillen. Kut! Licht aan, Zoeken naar het flesje water. Wat een ellende. Erg jofel voelde ik me niet. Om het voorzichtig uit te drukken. De prijs voor een gezellig stukje avond. Direct af te rekenen.

Iris liet de wasmevrouw binnen. Weer een ander naast m’n bed. Dat ik er bij het ontwaken niet zo representatief uitzie, kan me allang niets meer schelen. Daar ben ik wel overheen. Aangezien Maarten en Paul op de koffie zouden komen moest ik er wel uit. Oh, wat had ik daar zin in. Dus niet! ( ehh.. ja… ik had wel zin in Maarten en Paul (?) maar het opstaan niet.) Zuchtend, kreunend, krakend en steunend kwam ik me nest uit. Ik heb al een keer ‘kut’ geschreven geloof ik hè? Het stopwoordje was wederom van toepassing.

Het bezoek van Maarten en Paul was ouderwets gezellig. Als Maarten begint te vertellen over, nou ja, dat maakt eigenlijk geen reet uit waarover, moet je wel lachen. En hij houdt ook niet meer op met lullen. En zo plat Haags dat zelfs ik het af en toe bijna niet versta. Enorm genoten van de heren.

Nadat de mannen waren vertrokken, maakte ik dat ik in bed kwam. Daar zou ik voorlopig niet meer uitkomen. Slapen. Slapen. Schaapjes tellen? Geen schaap gezien. Ik sliep al voordat de eerste over de dam was.

‘s Avonds kwam Sandra bij me eten. Gewoon voor de gezelligheid. En er zouden geen kinderen thuis zijn. Hadden we gelijk de gelegenheid om te praten. Zo kreeg de avond wat mij betreft een prettig begin. Het eten was niet veel werk, want diepvries zo in de oven en patatjes. Na de koffie en een borreltje/wijntje wilde ik wel graag terug naar bed.

Daar lig ik nu dus weer, nog even dit schrijvend na een dutje. Morgen weer wilde plannen. Eerst Iris naar Eef en Ellie brengen. Daarna naar Rijswijk; met Sandra en Meggie naar mijn schoonouders. Ex-schoonouders? Ja, ehh… lekker belangrijk. Eens zien hoe het met die ouwe z’n nieuwe kunstknieën is.