Januari
donderdag 1 januari 2009
Zo, nou… goh… een heel nieuw jaar voor me. Een jaar met ongekende mogelijkheden. Wilde plannen zoals een kampeervakantie, werk vinden, me absoluut niet gedragen, dat soort dingen. Wat er van komt? Dat merk ik wel. Ik laat me graag verrassen. Ik ben niet iemand die bij het ontwaken moet weten hoe de rest van de dag zal verlopen om zich veilig te voelen.
Laat staan dat ik een heel jaar uitstippel, meer dan vage schetsen van de nabije toekomst worden het nooit. En uiteindelijk lijkt het schilderij in niets op wat er in m’n schetsboek staat. Ik had nooit bedacht een hartinfarct te krijgen. Ja, doodziek, balen natuurlijk. Maar ja, een harttransplantatie met een goede afloop stond ook niet meer op mijn lijstje. En die kwam dan toch.
En vanwege dat laatste heb ik toch één vastomlijnd, bindend, meerjarenplan; zo goed moelijk voor mezelf zorgen en zoveel mogelijk uit het leven halen. Maar er ook zo veel mogelijk van mezelf instoppen.
Ongetwijfeld komen er nog genoeg obstakels op mijn weg. Ook dat zie ik dan wel. Daar ga ik me nu nog niet druk om maken. Elk obstakel is te slechten. Hoe dan ook. Ik wil leven en hoewel ik weet dat dat aan het eind onvermijdelijk mijn dood wordt laat ik me niet meer door angsten afleiden van dit leven.
‘Het leven is een leeg schilderij. Je moet er zoveel mogelijk verf opgooien.’
Het was een heel bijzondere oudjaarsavond. Het zou een knalavond worden. eerst met de meiden eten, dan naar Michel en misschien, heel misschien nog naar de kroeg als ik dat conditioneel zou redden.
Al redelijk vroeg begon ik aan het avondeten, ik had geen zin om me te moeten haasten. Gaby wlde wokken en Iris wilde soto ajam eten. Heel democratisch besloot ik dat het soto zou worden. Ook al als culinaire uitdaging, ik had nog nooit soto gemaakt. Soto met sambal goreng telor en saté. Alles zelf gemaakt.
Tussen de rijst en de mie door kwamen Gaby en David om boodschappen met me te doen. Naar de Lidl en de Goembo in het winkelcentrum. Tot mijn verbazing was het niet druk en was de kar bij de Lidl snel gevuld. Gaby en David reden met de boodschappen naar de Goembo (blauwe route op het kaartje) terwijl ik daar een wandelingetje van maakte (rode route). Ik was er als eerste.
Niet zo gek, Hellevoetsluis wordt doorsneden door het Kanaal door Voorne-Putten en het winkelcentrum ligt daar als het ware als een brug overheen. Met de auto moeten om aan de overkant te komen nog wat rotondes en stoplichten genomen worden. De wandeling deed me goed. Het was wel koud, maar toch lekker. Warme dikke sokken, Alpenproof winterjas en hup, de frisse lucht in.
Aan het eind van een dag koken stond er een goede maaltijd op tafel. Het leek net echt Indisch eten. Omdat we hier geen echte toko hebben moest ik een beetje improviseren met kruiden maar dat maakte de smaak niet slechter.
Nadat de helft van de afwas in de vaatwasmachine was gezet (toen was hij vol) en de rest tactisch verspreid over het aanrecht en fornuis, ging de Wii aan. -“De wat?”- De Wii. Het bowlen, boksen en tennissen kon beginnen.
Game Over! Guido Weijers begon. Cabaretgekken als we zijn (de meiden kennen hele scenes van Hans Teeuwen, Bert Visscher en meer van dat soort clowns uit hun hoofd. Geweldig! – “Hé, weet je wat je moet doen? Jezelf vijf keer aftrekken en dan naar een hoer gaan en zeggen dat ze haar vak niet verstaat!” (Hans Teeuwen) – ) zaten we verwachtingsvol op de bank met een chippie en een drankje.
Weijers kwam weer stevig uit de hoek. Van Joran van de Sloot tot de Paralympics en Balkenende die (erg plastisch verbeeld) z’n vrouw beft – “Bianca… na het zuur komt toch het zoet?” – . We lagen helemaal in een deuk. En dan die schele kop van Weijers. Youp van ‘t Hek deed het daarna nog even dunnetjes over maar was erg mild. Daar raakt de sleet een beetje op lijkt ‘t wel. Hoewel? Ik behoor qua leeftijd wel tot zijn doelgroep. Mmmm…
Halverwege Youp was ik toch wel erg moe. Ik had nog willen voorslapen. Iemand had speciaal voor alle bejaarden en minverstandelijken wat bandjes van Seth Gaaikema aan elkaar geplakt. Al bij de eerste ademteug voor de eerste zin zou ik in slaap gevallen zijn. Wat een suffe krullenbol zeg. Doe mij dan maar Jochem Meyjer. Ook krullen maar dan anders.
Naar Michel gaan was niet meer aan de orde. Laat staan de kroeg. Maar dat gaf niet. Het was een gezellige avond. Inclusief champagne (voor mij spa rood met limonadesiroop) en vuurwerk. Toen de meiden weg waren, Iris naar het dorp om met haar vrienden iets op te blazen (met het carbidschieten ‘s middags was er al een melkbus uit elkaar geklapt) en Gaby en David naar vanochtend bleek om zich op verschillende locaties vol te laten lopen, kroop ik onder de wol.
Carbidschieten. Vet! Dus verboden.
En oh ja. Ik had m’n schaatsen tevoorschijn gehaald om te gaan schaatsen vandaag. Dat leek gister een gaaf plan, vandaag leek het een stuk minder. Morgen dan misschien.
Vandaag heb ik uitgeslapen en de keuken opgeruimd en min of meer schoongemaakt.
2009. Toch nog gehaald.
vrijdag 2 januari 2009
Humor. Een onderwerp waar door velen nogal zwaar aan getild wordt. Op het risico af te generaliseren is het vooral de op angst drijvende gristelijke gemeenschap die de lach het liefst uit zou bannen. In het groot, en in het klein. Gerhardt Mulder bracht onlangs het boekje ‘Wijsheden uit het hiernamaals’ uit. Een hiernamaals waarin hij als ex-katholiek overigens zelf niet gelooft.
Een leuk, hoewel misschien niet bijster origineel, werkje met al dan niet bestaande op z’n minst grimlachwekkende grafschriften. Of te wel grapschriften. Op de zerk van een prostitué:
“Zie hier wat er op het ziekbed van mij is geworden
Ik was zo goed in bed, ik kon niet beter worden.”
Gristelijke boekhandelaren willen het boekje niet verkopen. Die vinden dat Mulder de ernst van de dood niet wil inzien.
De ernst van de dood. Pardon? Wat is de ernst van de dood dan weer? Dood en ziekte horen net zo bij het leven als geboorte en gezondheid. Toch wordt er meer en harder gelachen om dood en ziekte dan om geboorte en gezondheid. Wie de dood vreest, leeft niet. Nee, om te lachen moet het niet al te goed gaan. Een scheutje leed en ellende doet wonderen.
– Tegenspoed in het algemeen leent zich uitstekend voor een lach. Een politicus die het volgens de algemene publieke opinie goed doet, werkt niet op de lachspieren. Een Vogelaar (voormalig ministertje van prachtwijken) is onbedoeld al hilarisch als ze geïnterviewd wordt. –
De Dood blijkt dus niet zo’n ernstige zaak te zijn zoals sommige groeperingen ons aan willen praten. Wat is de dood nou eigenlijk? Je wordt geboren, je leeft en als logisch en onvermijdelijk gevolg hiervan ga je dood. En dan? Ja, wat dan. In het meest geloofwaardige en waarschijnlijke scenario… niets. Tenzij… maar dat weet niemand. Niemand heeft het sterven ooit na kunnen vertellen.
In dat licht bezien is het toch knap om grappen over niets te verzinnen. En ziekte of afwijkingen. Indertijd had André van Duin een hit het met het lied ‘Willempie’ waarin hij een zwakbegaafde persifleerde. Het bleek vooral een toppertje onder zwakbegaafden terwijl een klein gedeelte van Nederland over van Duin heen tuimelde omdat hij geestelijk gehandicapten belachelijk maakte. Ja, nou en?
Ik heb de meest zieke mensen de meest morbide grappen horen maken onder het motto dat je er beter om kunt lachen en zo ver als het kan en zolang als het nog duurt beter kunt leven dan chagrijnig en vol zelfmedelijden, boos op de hele wereld, in een hoekje gaan zitten wegkwijnen.
Zelf was ik ook zo’n terminaal zieke maar werd ik, naar het schijnt op het nippertje, gered door de medische wetenschap. Nou ja, kom maar op. Ja natuurlijk voelde ik me flink bij de neus genomen door het leven toen ik ziek werd, maar wat moet je? Misschien hebben de azijnpissers gelijk en moet je dan flink gaan zitten janken de hele dag.
Dat is wel goed voor de vochtafdrijving, scheelt weer dikke enkels en voeten. (“Goh, ik wist niet dat jij een hobbit was?”) Dat was ik ook niet want behalve dat ze vrij groot zijn groeit er op hobbitvoeten ook haar. Mijn voethaargroei was, en is, niet noemenswaardig. Op andere plekken… nee laat maar.
Omdat er met de interventie, zoals ze ingrijpen bij een levensbedreigend lichamelijk defect noemen, na m’n infarct door de geboden haast nogal slordig geïntubeerd werd,
– Ja, jammer dan. – kon ik ruim een half jaar niet fatsoenlijk praten omdat er wat schade aan de stembanden was ontstaan. Meteen werd er olijk gesuggereerd dat ik met die lekkere geile hese stem maar bij een sekslijn moest gaan werken.
Dit soort opmerkingen hebben me beter geholpen dan enig vertoon van medelijden. Wat is het nut van medelijden? Aan medelijden heb je echt he-le-maal NIETS! Beter kun je meeleven en helpen het leven zo dragelijk mogelijk te maken.
Daarom kan ik me dan ook tamelijk kwaad maken over lieden die weinig tot niets mankeren en deze galgenhumor veroordelen.
Uit een soort plaatsvervangende verontwaardiging of zo? Wiens plaats vervangen ze dan? Dat vraag ik me dan af.
Ik wijt het maar aan kortzichtig-, bekrompen- en onwetendheid.
zondag 4 januari 2009
Ooit kon je me hier geregeld treffen op zaterdagavonden; Kijkend en luisterend naar de band of ouwehoerend aan de benedenbar;
Het Barbiertje.
‘A night on the town’ in Hellevoetsluis draait voor de zich nog hip voelende 30-plussers meestal uit op een bezoek aan dit kroegie. Meer smaken zijn er eerlijk gezegd ook eigenlijk niet.
Ooit had ik mijn begrafenisfeest hier willen vieren, met bier en wijn en zo, verboden voor cake en koffie maar wel muziek en dansen. Zonder mij, dat dan wel.
Gisteravond stond ik er weer. Voor het eerst sinds dik vier jaar. Luisterend en kijkend naar de band en ouwehoerend aan de benedenbar. Een hoop nieuw volk en natuurlijk ook de vastgeroeste vaste gasten. Bekenden en onbekenden.
Wat een drukte. Daar moest ik even flink aan wennen. Al die mensen om me heen, druk gepraat, zo nu en dan een aanslag op m’n tenen of een Close Encounter Of The Drunk Kind. Het hoorde er allemaal bij. Jenneke en Pim die aan iedereen vertelden over m’n harttransplantatie, verbaasde vage bekenden die me opeens in de kroeg zagen. – “Wat doe jij nou hier??” –
Overstemd door Copycat, de band die speelde, stond ik m’n verhaal te vertellen. Keer op keer. Alleen al het woord ‘harttransplantatie’ bleek aardig wat gesprekstof op te leveren. Meer dan ‘Hebbie misschien een vuurtje voor me?’
Moe (maar niet eens zo heel erg) en schor kwam ik even na enen thuis. Nou, dat was wat zeg. Naar de kroeg. Als onderdeel van de (sociale) revalidatie. Het was echt hartstikke leuk. Absoluut de moeite van het late opblijven waard.
Vanochtend heb ik lekker uitgeslapen, alle medische parafernalia had ik voor het slapen gaan op m’n nachtkastje gelegd zodat ik er niet uit hoefde. (Wat ik normaal gesproken wel doe.) Een aan de deur krabbelende hongerige kat maakte om tien uur helaas een abrupt einde aan de rust. De indrukken van gisteravond wervelden nog door m’n hoofd. De kat eten, zelf een broodje paté en een glas citroenthee. Even bijkomen hoor.
Na verder bijzonder weinig gedaan te hebben, bedacht ik aan het eind van de middag toch nog even naar de nieuwjaarsreceptie van m’n tenniscluppie te gaan. Behalve een geheel gerenoveerd clubhuis was daar sinds vier jaar nog veel bij het oude gebleven. Een drankje van de club, een oliebollen en een praatje met deze en gene. En de vraag of ik weer wat zou willen doen voor de club. Ze weten je altijd snel weer te vinden. Ach, ik heb er altijd veel plezier gehad. Dus ik sluit niets uit.
Al met al was het een welbesteed weekend. Niet te druk, net mooi. Ik heb in ieder geval genoten. Straks nog opruimen, een was ophangen en dan op tijd naar bed. Een goeie plek om m’n MP3-spelert op te laden en bij te werken.
Morgen weer normaal. Naar het ziekenhuis dus. Onderveelmeer voor een biopt, wat ik nog steeds als spannend ervaar.
dinsdag 6 januari 2009
Het was gister weer een rare dag. Al om 8 uur ‘s morgens moest ik mij in het EMC melden. Op het programma stonden achtereenvolgens een thoraxfoto, biopt, echo, Een ECG draaien en een consult bij de cardioloog.
Tevoren had ik er al rekening mee gehouden dat dit wel eens een langdurige geschiedenis zou kunnen worden. Voorzien van een rugzak met proviand, een boek en een muziekdoos vertrok ik om half zeven van huis om Sandra weer op te halen in Vlaardingen. Ik had haar auto, vandaar, en zij moest naar haar werk. De vakantie zat er op. Dan zou ik haar om vier uur weer ophalen.
Normaliter, zonder de extraatjes, ben ik voor enen het ziekenhuis niet uit, dus in dit geval rekende ik op drie uur. Puntje bij paaltje ging alles zo vlot dat ik om elf uur al helemaal geknipt en geschoren was. Het boek was de rugzak niet eens uitgeweest, geen tijd voor.
Om wat tijd te doden, voor de tijd mij doodt, bracht ik Michel een bezoekje op zijn werk. Da’s vlakbij het ziekenhuis, en op de weg naar Vlaardingen. De baas, Machiel, was ook in huis. Machiel was ook mijn baas voordat ik arbeidsongeschikt raakte. Maar nu mag ik van de dokter wel weer aan werk gaan denken en daar dan ook werk van maken.
Maar goed, Mchel had het druk met z’n reprotoko, dus na een bakkie koffie ging het verder richting Vlaardingen. Waar Sandra het ook druk had met haar werk. Nou, dan eerst maar lunchen en wat windowshoppen. En een fietsbel kopen bij de plaatselijke HEMA.
– Ja ja, het komt al voor dat ik fietsen ander fietsers in moet halen! En geen bel op m’n fiets. Als recreatief racefietser was dat een kwestie van schreeuwen “pas op, opzij, oprotten!” maar dat staat als civiel fietser wel hel erg asociaal, en mensen gewoon de vouwen uit de broek fietsen, ja vroeger, toen het fietsen nog heel hard ging en een collega en ik, met een gemidelde van zo’n 30km/h van Rijswijk naar Scheveningen reden. Ja, ton werd er nog wel eens iemand de bosjes in gereden. –
Maar daar ging het geloof ik niet over. Shoppen in ijskoud en winderig Vlaardingen. Niks aan. Dan maar vroeg naar het warme kantoor van Sandra, waar dan eindelijk het boek opengeslagen werd. Met een bekertje koffie erbij. Toen Tineke opmerkte dat het al tien voor vier was werden snel de jassen aangetrokken en zat ik even later weer in de auto, wat ik allang zat was, en reden San en ik naar huis.
Ik had net een potje gekookt, lekker, spruitjes met lever en aardappelpuree, of de telefoon ging. Dr. Caliskan aan de telefoon. En jawel hoor, kut, een afstoting. Of ik dus terug wilde komen naar het EMC om te beginnen met een driedaags prednisonkuurtje. Ik belde Renate of ik haar auto kon lenen, at m’n bordje snel leeg en toen was Renate er al met de auto. Fijn.
Na Renate thuis afgezet te hebben reed ik weer terug naar Rotterdam. Weer in de auto.
Weer in het ziekenhuis. Nou vooruit, fanflon prikken, pomp prednison eraan, een half uurtje infunderen en dat was het dan. Terug naar Hellevoet. De auto terugbrengen en eenmaal thuis helemaal doorgedraaid naar bed.
En niet lekker slapen. De hele nacht lag ik weer vreselijk te zweten. Zeik en zeiknat. Tempen; niet eens verhoging. Mijn eigen kant van het bed, onderlaken, kussensloop dekbed, was al gauw doorweekt. Dus verhuisde ik naar de andere, ook eigen, kant van het bed. De verlaten kant sloeg ik open zodat het hopelijk een beetje op zou drogen. Zodat ik eventueel, indien noodzakelijk terug zou kunnen verbedden.
Geheel verkreukeld verliet ik uiteindelijk de sponde voor het ochtendmedicatie-en de kat eten geven-ritueel. Ik ben maar niet meer terug gegaan naar bed. Al suffen met een krantje en het journaal hing ik een beetje wezenloos op de bank. Gezien de zinloosheid van het hangen begon ik alvast met de avondmaaltijd. De helft van de spulen had ik al in huis. Na haar autorijles haalde Iris de rest voor me.
Tja, die afstoting. Vorige keer was ik tamelijk ontdaan, ongerust, zeg maar gewoon geheel over m’n toeren. Dat schoot niks op. Een gewone dag dus hoor. Wat doe je eraan? Gewoon het volgende biopt afwachten. Negentien januari, half tien. En tot die tijd gaat het leven alleen op een iets lager pitje maar absoluut gewoon door.
vrijdag 16 januari 2009
Ja, bedankt. Het gaat wel weer. Ach, het was maar even een dipje. Laat ik het een flinke emotionele terugslag noemen. Gevolg van een opeenstapeling van gebeurtenissen, tegenvallers, teleurstellingen en problemen van zeer diverse aard.
De aanzet tot de fysieke en mentale malaise werd natuurlijk gegeven door weer een afstoting. Enig (merkbaar) lichamelijk ongemak leverde dat niet op.
De prednisonkuur die volgde was een ander verhaal. Daar ben ik die hele week en een flink gedeelte van de afgelopen week behoorlijk beroerd van geweest. En ik kon niet meer uit m’n ogen kijken, zo’n opgezette plofkop had ik.
Dagen van maar een beetje in bed liggen of op de bank hangen waren het gevolg. Niets te doen, geen gezelschap, ik verveelde me helemaal de tering en begon mezelf steeds zieliger te vinden. Het schoot allemaal niet op.
Plotseling werd het alleen-zijn me te veel. Een relatieprobleem dus eigenlijk, als het ware. Geen relatie kan ook een probleem zijn. Hoor. Niet even een arm om me heen, janken op een zachte schouder. Los het zelf maar lekker op. Moeilijk. Behoorlijk moeilijk. Je emoties delen met een doos Kleenex.
Tot overmaat van ramp brak er zaterdagochtend een voortand af waardoor ik compleet voor idioot liep. En ik heb al niet veel tanden meer. Ik kon er wel om janken. Wat ik dan ook deed. Uitgebreid en tomeloos. Lopend door het winkelcentrum, mijn lippen stijf op elkaar, wenste ik dat ik een moslima was. Dan kon ik tenminste een boerka aan. Die zou behalve m’n nu bijna tandeloze mond de rest van mijn danig in verval geraakte lichaam ook verhullen.
Nee, heel erg blij raakte ik niet van mezelf.
Gelukkig vierde Michel zondag zijn verjaardag en kon ik in de gezelligheid alles voor heel even een heel klein beetje van me afzetten.
Zondagnacht sliep ik weer niet. Last van die halve tand, twijfels over de toekomst, (Ja, je zult opeens maar weer een toekomst hebben waar je allang niet meer op had gerekend.)
Maandagochtend barstte de bom. Ik zat er helemaal doorheen. En niet zo zuinig ook. Er borrelde van alles. Ik ontplofte. Als de Krakatau. Een explosie van opgekropt boos, verdrietig en weet ik veel wat nog meer. Scheldend, schoppend, razend en tierend moest van alles en iedereen eraan geloven. Waardoor ik weer wat dierbaren behoorlijk kwetste.
En m’n voet ook trouwens. TIP van Rob; Schop geen meubilair door de kamer voordat je stevige schoenen aan hebt. Bont en blauw van wreef tot teen.
Uiteindelijk belde ik huilend Margaret op. En hoewel dat niet helemaal de bedoeling is, kwam ze naar me toe en mocht ik bij haar uithuilen. Toen de tranenstroom een beetje stil viel, bracht ze me naar de tandarts. Wereldwijf. Daar had ik wat aan.
De tandarts wierp een blik in m’n mond en vond het allemaal wel meevallen. Binnen een kwartier was het gat gedicht en durfde ik weer een klein beetje, heel voorzichtig, te lachen. Ik kon de man wel zoenen. Wat ik maar niet deed.
Woensdag nodigde Jenneke zichzelf uit om te komen eten. Ze SMS-te terwijl ik nog in bed wat lag te verpieteren, het was al half één. Snel stond ik op. Denkend aan de enorme puinhoop die ik maandag in de huiskamer had gemaakt. Dat kon zo dus niet. Terwijl ik de boel aan kant maakte, bedacht ik het menu. Snel onder de douche, warm aankleden en op de fiets naar de buurtsuper. Maar wel met weer wat betere zin.
Na een borrel (ja, jammer hoor…) en een roseetje gingen we aan tafel. Bami, witte rijst, gado gado, kipfilet in zoetzure saus. Simpel, gezond en toch lekker. Want dat dan weer wel. Ondanks alles probeer ik zo goed mogelijk voor mezelf te zorgen. Met veel spa rood en verse groenten en zo. Dus geen junkfood. Nee, daar ben ik echt al jaren van genezen.
Gezellig natafelend ontspon zich een verhelderend gesprek. Jenneke liet me veel van mezelf zien en wist wat vingers op zere plekken te leggen. Heel fijn. Een leuke avond en een vers bosje tulpen op de salontafel. Woensdagnacht sliep ik lekker. Alleen hè, voor de duidelijkheid.
Nu een rustig weekend, geen plannen. Oh ja… wel; een CV opstellen en sollicitatiebrieven schrijven.
Maandag gaat het weer los. Opnieuw een biopt, een fietstest (Ben benieuwd waar we heen gaan.) en ‘s middags naar de advocaat. De scheiding is nu toch echt heel nabij. En als de fietstocht en het biopt goed uitvallen begint dinsdagavond de revalidatie bij CAPRI. M’n sportspullen heb ik al klaar liggen. Of ik er klaar voor ben???? En is CAPRI er wel klaar voor??????
zaterdag 17 januari 2009
Nee, dat was lekker ontwaken vanochtend. Welke mafketel belt er nou om half elf? Godsamme… moest ik me eerst uit m’n dekbed bevrijden, hing m’n GSM aan het laadsnoer… dus half uit bed hangend doe ik er een greep naar, flikkert natuurlijk al m’n zooi van het nachtkastje. En ik op de vloer. Bijna dan – Je bent nog niet dronken zolang je op de grond kunt liggen zonder je vast te hoeven houden. – Maar; wel net op tijd.
Eric van Loenen. Eindelijk thuis uit het ziekenhuis. Uit bed, klaar om een uurtje met de hond te gaan wandelen. Nou, dat zie ik nog gebeuren ook. Dat hebbie zo met Amsterdammers, die zijn nogal eigenwijs. Maar goed, z’n nieuwe hart doet het, en hij zelf verder ook wel redelijk begreep ik, dus mocht hij me best wakker bellen.
De kat was ook erg blij met Eric’s telefoontje. Omdat ik, nu toch wakker, haar ontbijt klaar kon maken. Nee, moet je proberen de trap af te lopen terwijl zo’n %^$beest om je voeten loopt te draaien. Beetje dom van d’r, want als ik van de trap pleur, krijgt ze echt haar eten niet sneller.
Het was vandaag niet zo’n heel erg spannende dag. Na de brunch (bakkie koffie en een broodje jonge komijnekaas) moest ik toch wat verzinnen om de dag door te komen. Alle Domestical Logistics had ik gister al geregeld dus bleef er eigenlijk weinig te doen over. Het was nog luizig weer ook. Wind, nattig, koud.
Dus kwam ‘ie toch nog van pas; de scootmobiel. Op naar het winkelcentrum om… er even uit te zijn. Oh, en om verse broodjes te halen voor het weekend. Niet heel erg onbelangrijk. Daar was ik vanwege de geringe amusementswaarde al snel klaar mee. En ik had nog wel wat beters te doen.
Het restant middag ging namelijk op aan zwoegen op een Curriculum Vitea. Met die carrière van mij was ik daar wel even zoet mee. Je weet wel; Twaalf ambachten dertien ongelukken. Of zo. Iets. Nee hoor, na één ongeluk heb ik altijd met veel plezier mijn werk gedaan tot er zich iets beters/interessanters aanbood.
Solliciteren. Hoe doe je dat? En wat voor werk zou ik dan willen doen. Werk dat ik tot nu toe heb gedaan? Mmmm… eigenlijk wel. Maar ja. Is dat nog wel voor me weggelegd? Ik heb jaren bij het gevangeniswezen gewerkt, hands-on, in diverse functies, executief en in het onderwijs. Toen ik er ooit begon kreeg ik een balpen met het opschrift ‘Geen dag is hetzelfde als je in de gevangenis werkt.’
Thuis vertelde ik meestal maar niet wat ik meemaakte op het werk. Het is nogal wat anders of je op kantoor drie postzegels hebt gelikt of dat je weer eens hebt liggen vechten met een psychopaat van honderd kilo met een halve schaar in z’n handen. Tamelijk heftig allemaal. Het kan alleen maar tammer worden zonder je dagelijkse adrenalinekick. Goed, m’n onderbroeken zullen wel schoner blijven.
Ook dat gaan we wel zien.
‘Na het eten belde ik ik Fred en Gerda. Of ik hun rust mocht komen verstoren. Dat mocht. Daar moest ik dan wel op de fiets heen. Fred en Gerda wonen maar 600 meter verderop. Beetje jammer dat het kanaal er tussen zit. Is het toch nog 2 kilometer rijden. Ik trok de stoute schoenen aan (eigenlijk waren het gewoon de gewone schoenen die ik de hele dag al aan had gehad) stapte in het donker op de fiets en reed naar de overkant.
Het werd weer veel te gezellig met als hoogtepunt een DVD-tje van Jacobse en Van Es. Waar we ons als rasechte Hagenezen (Een Hagenaar is heus iets heel anders!) heel nostalgisch helemaal de vinketering om hebben gelachen. Je zal maar een zoetstofwisselingsziekte hebben en bij dr. Jacobo en dr. van Essen terechtkomen. Fred’s ICD hield zich gelukkig koest. Omdat ik m’n pillen was vergeten (‘Zal ik nog even terugrijden? Nee….) maakte ik het niet te lang.
Met tegenwind (OEI!) naar huis, en naar bed.
zondag 18 januari 2009
Ja, daar zit ik dan. Een leeg Worddocument op het scherm. En dan? Een sollicitatiebrief. Hoeveel ik er al niet heb geschreven of op school heb laten schrijven, weet ik niet. Een leeg scherm. Het document is niet van plan zichzelf te vullen, aan de slag dus.
Met een voorbeeld naast de computer zou het moeten lukken. Eerst nog maar een bakkie koffie. Misschien dat ik daar wat inspiratie uit kan putten.
Vooralsnog vloeien de letters niet uit mijn toetsenbord.
Laat ik eens beginnen met het adres waar mijn smeekbede om een baan naar toe moet. Dat moet niet zo moeilijk zijn. En mijn eigen NAW-gegevens niet te vergeten. De datum als vanzelf en het onderwerp. Nou, zo kom ik al een heel eind. Het gaat lekker! Met nog een mok inspiratievocht gaat het vast nog beter.
– Taferelen uit lang vervlogen tijden ontrollen zich voor mijn geestesoog; Een computer, een taak, een deadline, concentratie, transpiratie, zware shag, een rap voller wordende asbak, een broodje vet uit de kantine, ontelbare bekers koffie. –
En dan, als vanzelf, raak ik in een flow en stroomt de tekst in golven uit mijn vingers die het toetsenbord vliegensvlug beroeren.
Een half uurtje en de brief is klaar. Af. Ja. En dan slaat de twijfel toe. Ik lees het epistel grondig door en vis de nodige spel- annex typfouten eruit. Dit doe ik nog tien keer.
– ‘En de stijl dan?’ – Daar zeg je wat. Nog maar eens lezen dan. Het wordt een slagveld. Het ene na het andere overtollige valt ten prooi aan de Del-toets. Woorden verwisselen van plaats, zinsnedes krijgen een geheel ander aanzien.
Uiteindelijk houd ik keurig één aviertje over dat aan mijn eisen voldoet. Gereed om geredigeerd te worden. Nu heb ik echt wel een senseootje verdiend! En even wat eten voor ik met een hypo van m’n stoel lazer.
Een klein blokje kaas en een glas spa rood doen het ook wel. Al die koffie, dat kan echt niet, en geluncht heb ik eigenlijk al terwijl m’n gewicht wel wat aandacht vereist. Het appelige gevoel is weg en ik vraag me af of ik onder de douche zal stappen. Vanochtend ben ik uit bed gekomen en ongewassen aan de dag begonnen.
Plannen om de deur uit te gaan heb ik niet en eigenlijk zit ik, zo in mijn trainingskloffie, wel lekker op de bank. Met m’n stukkie kaas. En sollicitatiebrief. Hé… ‘t zonnetje speelt kiekeboe door de wolken.
Na gisteravond bij F&G, en m’n CV en sollicitatiebrief zo goed als klaar, raken de achterliggende twee weken al een beetje op de achtergrond. En fysiek voel ik me ook weer prima.
Ik kan het zweet van m’n voorhoofd wissen en gezapig achterover leunen. Een welkom rustpuntje. Het is inmiddels toch al drie uur geweest. Al drie uur, pas drie uur. Ik word er een beetje navelstaarderig van. Zoals wel vaker op zondagen.
Staren jullie gezellig mee?
dinsdag 20 januari 2009
Geen fietstocht, geen CAPRI. Het resultaat van m’n biopt gister viel wat teleurstellend uit. De afstoting was nog niet verdwenen. Dr. Balk belde om me het nieuws te vertellen. Gelukkig leek het haar op voorhand niet nodig me nog een keer aan de prednison te hangen. Pffff…. dat viel dan weer mee. Maar ja, erg gelukkig ben ik er niet mee. Hoewel ik er niet al te hard over moet klagen want ik voel me prima en fit.
Niet bij de pakken neergezeten dus. Wel even naar Renate om m’n hart te luchten. (Nu wel met een potje pillen in m’n jaszak.) Of eigenlijk om even niet alleen te zijn. Een bakkie thee en een gitaarsolo van zoon Frank later reed ik weer naar huis. Het was bedtijd.
De nachtrust was weer abominabel. Waarom zou ik nou toch zo zweten? Natte dromen? Ik werd wakker met een reddingsboei in mijn armen. Dat verwacht je natuurlijk niet.
Het was nog vroeg en ik viel gelukkig weer in slaap. Door al dat ziekenhuisgedoe staat m’n eerste medicatie inmiddels pas om 10 uur op het rooster. Maar zo laat werd het niet. Om half negen zat ik beneden op de bank met een shotje insuline en een bordje bami.
En een plan voor de dag; m’n kop weer eens laten zien op het Kompas College, waar ik werkte. De school is gesitueerd in de Hartelborgt, een Rijks Jeugdinrichting. Maximaal gesloten. En dan loop je daar als gast; gesloten deuren, geen keycard maar een bezoekerspasje. Raar hoor. Gedetineerden die je direct herkennen als bezoeker en je proberen te intimideren. Nou ja, dat bleek nog steeds niet aan mij besteed. Maar toch; leuk geprobeerd.
Er liepen toch nog wel veel collega’s rond die ik nog kende. Het was een prettige hernieuwde kennismaking. Jammer dat de meeste collega’s aan het werk waren. Donderdag lunchen dan maar, voor de gezelligheid. Ik kan alijd binnen lopen. Maar wel eerst door de metaaldetectie, telefoon inleveren en tas door de röntgenscanner.
donderdag 22 januari 2009
Wat een baggerweer vandaag zeg. Gisteren was het gelukkig beter, koud, maar in elk geval droog. Een mooie dag om de fiets te berijden. Eerst naar de apotheek om een bestellinkje af te halen. En natuurlijk had ik het kunnen weten; die was nog niet klaar. Ik werd niet eens meer boos en wist zelfs vriendelijk te blijven.
Om deze tegenslag te verwerken reed ik verder naar het winkelcentrum teneinde mezelf op een dubbele koffie bij ‘t verschil te trakteren. Bij de Jumbo haalde ik een fles spa rood en een zak bolletjes. Ik had eerder al bolletjes bij de Lidl gehaald, en daar hebben ze een hoop lekkere dingen, maar het brood is er niet te vreten. Al oud voordat het verpakt wordt. De kliko was er blij mee.
De buurtsuper had het gehakt ernstig in de aanbieding. Dat werd de volgende halte op m’n route. Broodjes, gehakt. Die avond dineerde ik met een broodje bal. Verantwoorde bal. Zonder zout. Ja, nog steeds. Niks mis mee. Nee, niet echt gezond. Het gefruite uitje door het gehakt kan ik met de beste ter wereld wil niet betitelen als groente bij het eten.
Het werd donker en ik bevond mij wederom in een behalve mij verder verlaten huis. Waar ik helemaal gek van werd. Omdat ik ze al een tijd niet gezien of gebeld had, belde ik Richard en Anja op. Een half uurtje later zat ik weer op de fiets. De beloning voor deze inspanning was een heel ontspannen en gezellige avond bij Richard en Anja op de bank. Schoenen uit en chillen. Heerlijk.
Pas om kwart voor elf besloot ik maar eens naar huis te gaan. Naar bed. Alwaar helaas alweer weinig van slapen kwam.
Terwijl ik vanochtend vroeg op moest om naar het ziekenhuis te gaan voor een echo. De afstoting had volgens Dr. B. weinig effect op m’n hart. Dat doet het nog steeds prima. Dat gaf deze burger weer moed.
En ik zou gaan lunchen in de Hartelborgt. Net op tijd was ik klaar in het EMC. Met mijn rijstijl is het maar een kwartier van Rotterdam Centrum naar Spijkenisse. Mike, de nieuwe conciërge, oude bekende, aardige kerel, had de hele middag tijd om met me door het pand te struinen. op een gegeven moment stond ik zelfs voor de klas van Marjo. Het gevoel kwam direct terug. Ik kon het nog. Illegaal met een sleutelbos op zak op zoek naar een pak koffie met een jeugdige.
Ja, het kietelt wel hoor!
Vanaf volgende week ga ik een beetje helpen op een basisschool. Ouderparticipatie? Mijn meiden zijn er allang van school. Stiefouderparticipatie dan maar. Er ligt daar een schone pedagogisch-didactische taak op me te wachten als ik de locatieleider moet geloven. Ach ja, het is sinds mijn dochters er op school zaten ook een beetje mijn schooltje. Ik ging voor dat ik ziek werd mee op kamp, hielp met feestavonden, dat soort dingen. Dat was altijd hartstikke leuk. En leerzaam, niet te vergeten.
Vanavond heb ik wel gezond gegeten; een preischotel. Genuttigd bij Renate. En ik wilde vroeg naar bed. Weer niet echt goed gelukt.
Morgen maar een rustdag inlassen. Daar ben ik na deze week wel aan toe.
vrijdag 23 januari 2009
Hoe slim moet je zijn om apothekersassistente te kunnen worden? Nou, niet bijster lijkt het. Een cognitieve beperking lijkt in dit beroep geen bezwaar. Dit werd weer eens aangetoond toen ik gisteren m’n vooraad pillen ophaalde.
Via de huisarts had ik eerder deze week een recept voor Prednisolon, capsules van 10 mg, mijn dagelijkse dosis, gekregen. Die lagen als het mee zat dus al klaar bij de apotheek.
In verband met m’n afstoting leek het Dr. B. verstandig dat ik in plaats van dagelijks 10 mg, 15 mg prednisolon in zou nemen. Dus vroeg ik haar om een receptje voor tabletten van 5 mg, een capsule kun je niet door midden breken. 10 + 5 = 15. Heb ik geleerd tenminste, als ik het mis heb hoor ik dat graag.
Blijkbaar houden ze er op de apothekersassistentenschool andere, of wellicht geen, rekenmethoden op na. De Dokter had op het recept vermeld dat ik 3 tabletten moest slikken; 3 x 5 = 15. Logisch. Niet voor de apothekersassistente die helemaal in de war raakte en een groot probleem leek te hebben met de combinatie van tabletten van 5 mg en capsules van 10 mg.
“Wat moet u dan met die capsules van 10 mg? Dit recept zegt dat u 3 tabletten van 5 mg moet nemen.”
Heel even keek ik haar vreemd aan (“Ben ik nou zo slim of ben jij nou zo dom?”) maar al snel dacht ik ik haar pobleem te zien. En keek ik haar nog vreemder, vol ongeloof zelfs, aan. Het kostte me enige moeite haar te overtuigen dat de stelling dat het produkt van 3 en 5 het zelfde is als de som van 10 en 5 rekenkundige juist is. Het is niet te hopen dat ze dat mens preparaten of poeders of zo laten maken zeg.
Als je zelf je gezonde verstand niet gebruikt ben je in de Helius Apotheek in Hellevoetsluis echt aan de goden overgeleverd.
zaterdag 24 januari 2009
Zaterdag, de zware boodschappen heb ik al in huis. Ik slik m’n pillen, spuit wat insuline en maak een broodje en een bak koffie. Buiten is het lekker licht. Zie ik daar een dun zonnestraaltje door de lage bewolking breken? Lekker lui zit ik wakker te worden op de bank, de zaterdagbijlage van het AD opengeslagen op de vreet- en zuippagina’s. In gedachte proef ik een wijntje, prik ik een vorkje mee in het restaurant van een Regionaal Opleidings Centrum en stamp ik een potje.
Het zonnetje gaat steeds beter z’n best doen en zo te zien staat er weinig wind. Mooi weer om naar buiten te gaan. Het is markt en ik moet nog verse broodjes en beleg halen. Naar de markt dus. De auto van Sandra staat voor de deur maar moet het afleggen tegen het vooruitzicht van een fijn stukje fietsen.
Met een slakkegangetje, eerlijk gezegd zou het sneller gaan met de scootmobiel maar de voldoening van lichamelijke inspanning is ook wat waard, trap ik naar het winkelcentrum, en de markt die er naast staat opgesteld. Het fietsen gaat goed, zolang het maar niet te hard gaat. In een piemelverzetje en met een bespottelijke gemiddelde snelheid van net 12 km/h bereik ik ten lange leste mijn bestemming.
De buitenlucht doet me goed en m’n conditie stelt me eigenlijk niet eens echt teleur; na een rondje markt verleg ik mijn route richting winkelcentrum. Naar de Lidl voor blikjes kattenvoer en in het Kruidvat ga ik op zoek naar iets tegen een vette huid. Of het door de medicijnen komt weet ik niet maar m’n velletje lijkt wel gemarineerd in pure zonnebloemolie. Ik vind het gewoon vies aanvoelen. En ik krijg puistjes. Hormoontjes misschien?
De middag eindigt bij Jenneke voor een beker thee. Jenneke is druk bezig de kamer van Jip op te knappen en na de thee kijk ik toe hoe zij de laatste gaatjes vult en plukjes behang van de muur pulkt. Met tandpasta poets ik wat stickerresten van een deur. “Wil je daar Elmex of Sensodyne voor?” vraagt Jenneke. Ja hoor lieverd, dat kan die deur wat schelen.
Als zelfs de hardnekkigste lijm het opgegeven heeft ga ik er eens rustig bij zitten en kijk toe hoe Jenneke, bevallig aan mijn voeten liggend, behang onder de radiator verwijdert. Ik vind een soort spatel en sla haar er speels mee op haar niet onaantrekkelijke billen teneinde haar aan te sporen iets enthousiaster behang af te trekken.
– Ja ja… behang hè? – Tja…
We nemen nog wat te drinken, zoeken een film uit voor een biosoopafspraakje en dan is het medicatiegewijs tijd om op te stappen. De vrijheid om te gaan en staan waar en wanneer ik dat wil en de regelmaat van het pillen innemen moeten de handen nog ineenslaan.
Met een beetje wind in de rug fiets ik naar huis. Moe van het fietsen en het wandelen stort ik op de bank. Ik voel het protesteren van m’n benen. Laat maar tegensputteren, ze zullen er toch aan moeten wennen. Om zeven uur wil ik naar bed. Een beetje vroeg, dat wel. Het is half acht als ik me opfris en onder m’n dekbedje kruip. De TV aan, een boek binnen handbereik en de verwarming aan.
Dag zaterdag… tot de volgende week.
zondag 25 januari 2009
Nog niet zo heel lang geleden was ik er van overtuigd dat ik binnen afzienbare tijd het loodje zou leggen, de pijp aan Maarten zou geven, de eeuwige jachtvelden lonkten. Nou, dat ging dus mooi niet door. Had ik alles geregeld; de juiste begrafenisauto (“Ik wil nog niet dood in een Mercedes aangetrofen worden!”‘ De funeralplanner kon wel een Volvo regelen.), de afterparty (Ja, jullie werd een leuk feestje door de neuzen geboord.) en zelfs een heuse eigenhersenig bedachte en eigenhandig geschreven grafrede.
Zonde van het werk zeg. Omdat het vandaag zondag is en ik behalve wat spullen inpakken en enige huishoudelijke taken niets om handen had, gun ik jullie een uniek kijkje in mijn, volgens sommigen toch wat zieke, geest middels een gedeelte van mijn woorden uit het hiernamaals.
Je hoeft mij maar een klein beetje te kennen om te weten dat ik graag het hoogste, maar ook het laatste woord heb. Op een dag als vandaag, kort nadat er gedacht werd dat mij voorgoed de mond werd gesnoerd, kan ik daar geen uitzondering op maken. En nu niet gaan zitten zuchten. Ik heb … bereid gevonden voor mij op te treden. Don’t shoot the messenger, please! Ik ga los!
De meeste necrologieën beginnen met een beschrijving van het leven van de overledene. Dat moet ik dan zijn in dit geval. Hoewel ik ernstig gekant ben tegen nutteloze tradities (Vroeger was bijna niks beter! Geloof mij nou.) wil ik jullie deze folklore niet onthouden. Laat ik bij het begin beginnen.
Op een koude woensdag in november 1962, de 14e om precies te zijn, werd ik geboren. Het vroor dat het kraakte, de ijsbloemen stonden op de ramen, en buiten het ziekenhuis verkochten kinderen uit de sloppenwijken van Den Haag zwavelstokjes, hun verkleumde knuistjes om de sigarenkistjes met wisselgeld geklemd. Ja, dat was vroeger wel beter. De laatste keer dat ik buiten een ziekenhuis een tiener zag had deze zijn handen vol met de gestolen handtas van een dame die even verderop kermend op het asfalt van de parkeerplaats lag.
Nee, in de tijd dat ik werd geboren hadden de mensen nog respect voor elkaar en droegen de zusters in het ziekenhuis nog van die malle kapjes. De dokter was een meneer, en daar had je ontzag voor.
…
Ik was even afgeleid. Ik moet natuurlijk wel verder met mijn levensverhaal. Er is nog zoveel te vertellen. Waar was ik eigenlijk gebleven. Oh ja, ik werd geboren en het was koud. En toen? Oh dat was het!
Ja, dat waren mooie tijden, maar we hebben niet de hele dag de tijd om te mijmeren over vervlogen dagen. Jullie hebben vast nog wel wat anders te doen vandaag! Ja vervelend hè. Zo’n begrafenis komt altijd ongelegen. Dus ga ik snel verder. Op donderdag 15 november 1962…
Oh… het moet korter? Dat kan.
En nu lig ik hier voor jullie! – ,,Ja zeg, da’s wel erg kort! GELD TERUG!!!!!! Boeh!!!!” –
Ja, hadden jullie nou maar eieren en tomaten meegenomen. Maar ja, wie doet dat nou als ‘ie naar een begrafenis gaat. Dat doet toch niemand. Zelf nam ik naar begrafenissen en crematies wel altijd een zakje chips en een blikje cola mee voor als het lang ging duren. Maar dat was ook niet ideaal. Je zag de mensen omkijken als ik tijdens de plechtigheid het blikje openmaakte (‘pssssssssst’) en probeerde niet te knisperen met het zakje chips. Nooit opgevallen dat hoe minder je probeert te knisperen des te meer het knispert?
Had je daar nou zelf ook maar eerder aan gedacht hè? Dit kan ook nog wel even duren.
Gaat dit straks nog ergens over gaan? Geduld geduld. Ik heb de tijd. En jullie gaan ook nergens heen. Het is onbeleefd om halverwege de plechtigheden op te staan en weg te lopen. Dus blijf rustig zitten. Straks is er bier.
Ja uiteindelijk moet dit toch ergens over gaan. Een laatste boodschap. (één pak halfvolle melk, een pond gehakt, twee flessen Spa en diepvriesboontjes) Ja, da’s dan weer geen boodschap misschien.
…
Ik schrijf wel weer een nieuwe als zich iets terminaals aandient. Dus voorlopig nog niet. Tenzij ik onder de tram loop of zo. Maar dan heb ik, denk ik toch, geen tijd om zelf wat op papier te zetten..
Morgen een nieuwe week waarin meester Rex me uit gaat leggen hoe het koffiezetapparaat werkt, waar de pleisters liggen en de afwasborstel zodat ik me nuttig kan maken op PCBS ‘de Regenboog’. Ik heb er zin in en ben erg benieuwd hoe het zal gaan.
– Trouwens.. als ik onverhoopt toch Mercedes wil rijden, bel ik wel een taxi. –
dinsdag 27 januari 2009
Heel apart. Als m’n wekker gaat, zo tegen zeven uur, rol ik uit bed, strompel naar de douche en sleep me onder de warme stralen water. Vijf minuten later, haartjes gewassen, oksels fris en een luggie op sta ik in de keuken een eitje te bakken. Het Senseoapparaat pruttelt water heet.
Ik smeer drie broodjes; Eén dient als ontbijt, samen met de koffie, de andere twee verdwijnen in een lunchtrommeltje om mee te nemen. Naar school. Terwijl ik het trommeltje vul, kijk ik naar buiten. De auto is stijf bevroren. Ja, dag… ik ga staan krabben. Ik pak straks de fiets wel.
Het broodje dubbel en dwarsgebakken ei gaat er wel in. De koffie maakt het werk van de douche af. Nog even m’n haar gefatsoeneerd (hoog tijd voor de kapper) en dan de kou in. Op de kop af acht minuten later zet ik de fiets op slot op het schoolplein en begint mijn eerste ochtend als hand- en spandienstverlener op ‘de Regenboog’.
Heel apart.
Binnen vijf minuten heb ik de eerste moeder van een ziek kind al aan de telefoon, er volgen er nog een paar. Kopieerwerk, iets ophalen op het hoofdgebouw, fröbelen met een lamineerapparaat en … een keekje van een jarige. Ja, dat heb je op een basisschool; jarig en dus uitdelen, de klassen rond met je ‘beste vriendjes’.
Een ochtendje is zo voorbij. De middag besteed ik met Gaby en Iris aan het inpakken van losse spullen op zolder. Gaby neemt alvast een paar dozen mee. Bekaf ben ik, dus als Iris naar het peerd gaat vlij ik me neer op de bank. Dat ligt niet echt lekker en ik kruip boven in bed. Om in een diepe slaap te vallen.
Iris maakt me wakker; ze heeft gekookt en ik kan zo opscheppen. Zo, da’s goed geregeld. Na het eten drinken we koffie. Iris doet nog een wasje en gaat naar Eric, haar vriendje. Nog steeds moe duik ik weer in bed met de ochtendkrant.
Poe hé… dat viel allemaal niet mee, maar op het schooltje was het wel heel leuk.
donderdag 29 januari 2009
Behalve een gevalletje nachtzweet heb ik vanacht heerlijk geslapen. Sylvia maakte me wakker om tien uur. Ik was lekker weer terug gaan liggen na het spuiten en slikken. Ja, de afgelopen twee dagen waren toch vermoeiender dan ik verwacht had. Vandaag hoef ik lekker niets. Uitrusten. De hele dag voor mezelf. Een vrije dag.
Sylvia houdt huis en verschoont m’n klamme lappen terwijl ik heel bewust heel langzaam op gang kom met een kop koffie en een bordje chili con carne. Op m’n gemak sta ik wat langer dan gebruikelijk onder de douche te genieten van het warme water. Geen slecht begin van de rest van m’n leven.
Als Sylvia en Iris weg zijn blijf ik alleen in huis met de TV als gezelschap. Nu zou ik het persoonlijk erg fijn vinden een vriendin te hebben die wat meer is dan een vriendin. Een vriendin+. Waar vind ik die? Internet? Contactadvertenties? Tja, het zijn mogelijkheden.
Maar wat ik op de buis zie is wel heel erg kansloos; Een gezelschap Engelse mannen, type loser (hoewel ze de meereizende interviewer herhaaldelijk trachten te overtuigen dat ze dat echt niet zijn) is op ”vakantie’ in Rusland. Niet voor het mooie weer of de cultuur. Nee, de hunkerende heren hopen hier via een louche koppelaarster (type Russische Mafiapeetmoeder) aan de ontegenzeggelijk bloedmooie vrouw te komen.
Tja, ik weet het niet hoor. Ik zie een verlopen kerel van bijna zeventig in een knus samenzijn met een jonge vrouw. Zij beschikt over spectaculaire uiterlijke kwaliteiten, hij over een toupetje en een kunstgebit. Weddingbells ringing? Alarmbells, I’d say! Maar goed, hij is er van overtuigd dat ze op hem valt.
Nou, laat mij dan maar lekker in m’n eentje op de bank TV kijken. Hoewel ik op die manier natuurlijk nooit een mij welbevallige vrouw zal ontmoeten. Bovendien dringt de vraag wat ik dan zoek in een vrouw bij me op. En daar weet ik zo 1-2-3 geen antwoord op.
De bekende open deuren; ze moet lief, spontaan, sportief, onafhankelijk en niet jonger dan 40 zijn, gevoel voor humor hebben, van lezen, uitgaan en Pina Colada houden en goed in haar vel zitten. Sexueel gerichte aardigheden en vaardigheden zijn een pré. Koken kan ik zelf. Stofzuigen en zo ook nog wel.
Ik moet gewoon wat meer onder de mensen komen. Werk (de plek om een relatie op te lopen), een gezellig cluppie (de volgende plek om een relatie op te lopen) of de kroeg (de plek om een SOA op te lopen).
M’n leven is nog maar net begonnen. Ik heb nog alle tijd.
zaterdag 31 januari 2009
Nou, niks meegemaakt vandaag. Jullie wel? Of ook alleen maar boodschappen en winkelen? Wat kun je daar nou over vertellen? Dat ik, voordat ik de deur uitging eerst ruim een uur heb ziten twijfelen of ik met de auto of met de fiets naar het winkelcentrum zou gaan. Ja, een lastige afweging; het leek lekker buiten, maar zo te zien stond er een stevig briesje. Windje, koud, fietsen. Tel daar nog last van aambeien bij op en de keus voor de auto is eenvoudig verklaard.
Ik was snel klaar bij de Goembo. Veel zin om nog een stuk te lopen had ik niet. De markt hield ik voor gezien hoewel ik eigenlijk een paar jeansknopen nodig had. Snel naar huis. Na een rustmomentje op de bank met een bak thee (sinaasappel) en een broodje (kipfilet) en op het toilet met een rol toiletpapier en een tube Sperti haalde ik de vaatwasser leeg (dit wordt allemaal wel heel erg triviaal) en een snijplank tevoorschijn.
Zo was ik de middag druk met het verdelen van mijn aandacht tussen wat er later aan de bovenkant m’n lijf in zou gaan en wat er met korte tussenpozen op pijnlijke wijze aan de onderkant weer uit kwam. Gelukkig zat er meer dan voldoende zeep in het pompje op het aanrecht.
‘s Avonds voelt m’n achterste aan alsof er een grove houtrasp langs werd gehaald. Alle Zwitsalzalf voor poezelige billetjes van de wereld kon daar niets aan veranderen. Nou ja, dan maar vroeg naar bed in plaats van op de bank te zitten. Wat niet zo prettig was.
Morgen maar eens kijken hoe het dan voelt.