Februari

3 februari 2009 0 Door robzter

zondag 1 februari 2009

De verhuizing van spullen begint een beetje vorm te krijgen. Stukje bij beetje verdwijnt er steeds het een en ander naar Nieuwenhoorn. Vanmiddag heb ik samen met Richard twee auto’s vol dozen en een airconditioner gerelocaliseerd.
Bij deze activiteit werd pijnlijk duidelijk dat ik toch echt de conditie van een over de duinen getrokken kwal heb. Na een doos of twee naar boven gesjouwd te hebben stond ik te hijgen als een pedofiel bij een kleuterschool.
De rest mocht Richard doen. Ik pakte de spullen boven aan de trap aan en zette ze in het kleine achterkamertje.

Na de verhuisperikelen ben ik eens rustig met m’n laptop op schoot op de bank gaan zitten. Het resultaat? Zie hiernaast. Kekke frisse mini-bannertjes. Je ziet; ik ben weer lekker nuttig bezig geweest. Dat krijg je als je verder geen leven hebt. Op zondag dan. Maar goed, ik heb me wel vermaakt. En dat is het belangrijkste.

Zo, daarmee heb ik al mijn bezigheden van deze dag wel gehad.

Nee, het is niet erg inspirerend van ‘t weekend. Nou kan het natuurlijk niet altijd bal zijn. Een beetje rust houden op z’n tijd is niet onverstandig.

Over ‘bal’ gesproken. Mocht er maar weer gerookt worden in horecagelegenheden. Niet dat ik zelf weer ben gaan roken, – ik dacht het toch echt niet! – maar om de de geur in de kroeg; een mengeling van volle asbakken, zware shag, mentholsigaretten, een enkele sigaar en verschaald bier. Dat aroma mis ik zo.
Als je tegenwoordig naar het café gaat lijkt het of er een geparfumeerd bal gaande is. Wat sommige mensen onder hun armen, in hun nek, op hun polsen of god mag weten waar nog meer spuiten, smeren en wrijven tart werkelijk iedere beschrijving. De lucht is niet te harden. Van WC-eend via Patchouli tot Chanel #5, de aldus ontstane melange van geurtjes is misselijkmakend.

‘Meneer Klink… mogen ze asjeblieft weer roken in de kroeg?’

Maar goed, de zanikende zeikerds hebben het weer voor elkaar. Kunnen we niet toegeven dat het experiment mislukt is en afspreken dat de extremistische niet-rokers lekker buiten in hun geliefde frisse lucht gaan staan blauwbekken. Het zijn sowieso niet de gezelligste kroegtijgers die je je voor kunt stellen, dus de sfeer kan er alleen maar beter op worden.
Oh ja, en niet aankomen met ‘ik krijg er geen lucht door’. Ja, dat zie je in het ziekenhuis ook. Keihard schreeuwen dat je het zoooo vreeeeeeselijk benauwd hebt en dat er nu echt iets moet gebeuren om een bijkans onafwendbare dood te voorkomen.. Dat soort. Lekker buiten gaan staan!
Ja, en als je er nou echt niet tegen kunt? Ja, wat dan? Je hoeft niet naar het café. Persoonlijk kan ik echt niet tegen het geluid van Weense walsjes. Nou, dan ga ik toch ook niet naar een optreden van André Rieu om daar te gaan zitten klagen dat ik zo’n vreselijke pijn in m’n hoofd en psychosomatische jeuk krijg? En roepen dat iedereen die wel van Rieu houdt de goede man en zijn orkest dan maar mee naar buiten moet nemen en daar op straat gaan staan luisteren? Lijkt me niet.

Roken is daarnaast ook nog goed voor de kwakkelende economie. Het verschaft enorm veel werk en omzet, dus geldstromen. Al die cardiologen, longartsen, doodgravers, timmermannen, grondwerkers, tabakboeren in arme landen, administratief medewerkers bij verzekeringsmaatschappijen en gemeenten, arbeiders in rookwaarfabrieken, sigarenwinkeliers, dominees, pastors, drukkers, postbodes, advocaten, notarissen, bloemisten, en andere bij de industrie betrokken toeleveranciers en dienstverleners moeten toch ook eten?

Alleen vrouwen, ik heb liever niet dat die roken. dat vind ik zo’n afknapper! Als je een rokende vrouw zoent, is het net of je een asbak staat uit te likken. Niet roken dus dames!

maandag 2 februari 2009

Ik ben net een tweedehands Italiaanse (of Engelse, whatever) auto; je kunt er aan sleutelen wat je wilt, maar als er iets defect is, komt het nooit meer echt goed.
Vandaag was het weer tijd voor een bezoekje aan dr. Oei (Ja echt! Zo heet ‘ie!) voor een biopt, dr. Caliskan (zeg maar de werkplaatschef) voor het luisteren, poken en ondervragen, de Elektro Cardio Graveuse en de polidames. Heb ik dan iedereen genoemd? Ik denk het wel.

Al vanaf vrijdag zit ik tot over m’n oren in de stress over dat biopt. Zoals eerder gezegd word ik van de handeling niet warm of koud, (ik blijf lekker lauw), maar stik ik van de zenuwen, me afvragend of het biopt dan vandaag toch goed uit zal vallen. Normaal gesproken ben ik tamelijk bioptimistisch, maar vandaag… Mijn bloeddruk was vanochtend 198 over 95.

Kijk, dat bedoel ik nou, een paar maanden geleden was m’n bloeddruk nog onprettig laag met een maximale systolische waarde van tegen de 80 en diastolisch rond de 60 millimeter kwikkolom. Da’s ook niet echt tof maar dit is ook te gek. Er schort dus nog iets aan de afstelling van het een en ander. En, dames en heren geleerden, zie dat maar eens in orde te krijgen. Dat is als het zoeken naar een rammeltje in het dashboard. Geen beginnen aan en je wordt er knettergek van.

Ik kom ook weer aan. Nu hoor ik ergens roepen dat dit door de Prednison komt. Ja, smoesjes van een prednisonslikker! Ammehoela! Prednison zorgt inderdaad voor een hongerig gevoel. Maar dat is het dan ook. Het extra, en overbodige, voer stop je er toch echt zelf, helemaal vrijwillig, in. Ik ook. Dus, vetkleppen onder ons; verstoppen achter een pil is zinloos, daar trapt niemand in. (Hoewel?)

Omdat ik de eerste was die zich vanmorgen bij de dames meldde, was ik al vroeg weer klaar met mijn queeste. Om kwart over elf reed ik de Westzeedijk weer op, op weg naar huis. Door de sneeuw. Levensgevaarlijk! Nee, niet de sneeuw, dat viel alles mee; een paar vlokjes, om de vijf minuten even wiswassen. Geen centje pijn.
– Wat dan? –
Sommige medeweggebruikers dachten daar anders over. Die raakten waarschijnlijk al bij het eerste vlokje, of misschien zelfs bij het horen van het weerbericht tijdens het ontbijt, helemaal in paniek en van de kook en reden alsof de omgeving van Rotterdam gegeseld werd door een heuse blizzard met windsnelheden tot 500 km/h en 10 centimeter zicht. Wat een mongolen. (Dachten ze natuurlijk ook van mij als ik met een leuk vaartje voorbij kwam kachelen.)

Thuis kon ik niets anders dan me op zitten vreten, wachtend op het in mijn ogen onvermijdelijke telefoontje van de dokter. Zo nerveus, ik werd er eigenlijk zelfs misselijk van, een brok in m’n keel. Het huilen stond me nader dan het lachen. Ik kwam er niet echt uit. Wat een lul vond ik mezelf. Het kutgevoel was sterker dan mezelf en hield me in een stevige wurggreep.

Nee, het was geen leuke dag.

dinsdag 3 februari 2009

Vanochtend het verlossende telefoontje; het biopt dat gisteren werd genomen was in orde. Het is dat ik geen bloeddrukmeter heb (Ik hoef er ook geen.) maar ik vermoed dat die spontaan zakte. Opgelucht ging ik verder met kopiëren en koffie drinken. Mozes kriebel, wat was ik blij. Ja, dan kan iedereen zeggen wat ‘ie wil, die afstoting, hoe onschuldig ook volgens kenners, zat me goed dwars.

En die bloeddruk? Punt van aandacht maar ik ga me toch geen geen meter aanschaffen. Je hebt ze wel; ICD-dragenden die dag en nacht met een hartslagmeter ronlopen, of mensen die angstvallig doch onnodig dagelijks meerdere malen hun bloeddruk meten. dan heb je toch geen leven?

Zouden die mensen, indien gezond, de hele dag rondlopen met de gedachte dat er ieder moment een auto op kan doemen die ze platrijdt? Of dat ze de volgende morgen wakker worden en dan niet wakker worden, of dat de hemel op hun hoofd valt? Nee, dan leef je niet.
Natuurlijk kan het zomaar gebeurd zijn met je. Wie dan leeft, dan zorgt. En wie dan niet meer leeft, ook niet meer zorgt. Daar ga ik me niet mee bezig houden. Dat leidt nergens toe. Me geestelijk en lichamelijk in een zo goed mogelijke conditie zien te houden, daar heb ik wat aan. Ook al lukt dat niet alijd. Ik probeer het wel. Met als doel een zo prettig mogelijk leven.

Een mooie gelegenheid om me te richten op een volgend medisch probleem. Een luxeprobleem eerlijk gezegd. Ik heb een klapvoet. Helemaal vergeten. Ja, als je de hele tijd op bed ligt en je in een rolstoel verplaatst heb je er niet zo’n erg in. Maar nu ik weer ‘up and running’ ben, begint m’n rechtervoet toch wel behoorlijk zeer te doen.

M’n oude orthese had ik zo gevonden, die lag nog trouw in z’n mandje onder de kapstok. Beetje jammer dat ‘ie niet meer paste. Vlak na m’n infarct had ik een nieuwe aan laten meten. (‘Ach, straks loop ik weer!’) Ik bleek toen zoveel spiermassa kwijt te zijn dat mijn kuitomvang met 10 centimeter was afgenomen. Nou, dat is er nu in vet weer bijgekomen.

Bij de huisarts haalde ik een verwijsbriefje voor de neuroloog. Die moet dan vaststellen dat ik inderdaad een voetheffersparese heb en dan vergoedt de verzekering de stellage. En kan ik, na enige gewenning, weer fijn lopen zonder pijn in m’n poot.

Wat ik zeg; een luxeprobleem dus. Ik ben al blij dat ik loop, dan maar met pijn. Maar liever niet. Pijn is niet fijn. Hoewel ook daar de meningen over uiteenlopen.

donderdag 5 februari 2009

Druk, verhuizen, leegruimen, vuilstort, boodschappen, sjouwen, trap op, trap af, folie van een raam afkrabben, tegelvloertje repareren, auto ophalen, auto terugbrengen, inbouwspotjes plaatsen, morgen weer vroeg op, MOE! Vandaag weer geen blog. Was het maar vast vakantie. Lekker lui met een boekje voo m’n tentje.

zaterdag 7 februari 2009

Things to do and places to go. Ah hah… ik heb mijn blog ernstig verwaarloosd. Het is nu zaterdag en het laatste stukje is alweer van dinsdag. En dat ging ook nergens over. Over een zere voet. lekker belangrijk. Maar, zoals ik al zei; het is zaterdag. Zaterdagavond. Half negen. Tijd.

Tijd speelt weer een rol. Welke datum is het? Hoe laat is het? Ik heb een horloge gekocht. Op tijd op school zijn, afspraken, nog snel dit, even dat. Alemaal hele gewone dingen die jarenlang niet relevant waren. Tijd was een abstract begrip geworden. Dagen waren niet te onderscheiden, minuten leken uren. En het deed er niet toe.

Tijd, mijn tijd, is weer kostbaar. Dat wil zeggen; voor mij. Wachte ik eerst op het onvermijdelijke niets, nu kijk ik weer uit naar morgen. Sterker, ik durf zelfs, al zij het voorzichtig en met enig voorbehoud, verder te kijken de komende week of de komende maand. Ik verheug me op de vakantie waar ik nog een paar maanden geduld voor moet hebben.

Verder moet het, naar verre einders, onontdekte plekken, nieuwe ervaringen.

Awel, nieuwe ervaringen genoeg. Leuke ervaringen. Zoals plotseling alleen worden gelaten in een klasje met kleuters. Niet echt mijn stiel. De juf had telefoon. “Let jij even op?” Eigenlijk ben ik bang voor kleuters; bang dat ik over ze struikel, bang dat ik ze stukmaak, bang dat ze (oeps! ongelukje) in hun broek piesen (of erger, poepen).

Maar ach, kleuters zijn ook maar kinderen dus ging ik verder waar de juf was gebleven. Ik ben geen oppasser. Ergens in me schuilt een educatieve tijger! Die ook best met klein grut uit de voeten kan. De juf kwam terug en kon op haar gemak gaan zitten kijken hoe ik groep 1 / 2 had overgenomen.

Ja, het amusement spat er van af. “Meester, meester… dit is mijn moeder!” Hoe ga je dan reageren als een meisje van vier dat vol trots tegen je komt zeggen, wijzend naar een leuke verschijning? “Zoooooo, da’s een lekker ding!” Zelfs “Wat een leuke moeder heb jij”, leek me al niet echt kunnen. daar stond ik dus met mijn mond vol tanden.

Ik ben deze week al twee tekeningen rijker geworden. Ik heb ze opgehangen. Natuurlijk heb ik ze opgehangen. Het is wel heel bijzonder hoor. Voor mij dan, met mijn wat verknipte visie op kinderen. Blij dat ik dit mag doen. Herman en team bedankt! (Herman is de directeur van de school.) Ik voel me weer een beetje nuttig, ben onder de mensen en maak weer eens andere dingen mee.

zondag 8 februari 2009

Op avontuur met een paardentrailer. Daar kwam het vandaag eigenlijk op neer. Ja hoor, Caroline had al bezorgd gebeld of ‘ie er al was, daar kwam Hennie de straat inrijden. Met de auto van Caroline en een twee-paardstrailer aan de haak. Peter en Rob hadden, heel enthousiast, al de nodige zooi van zolder naar beneden gesleept. Je begrijpt het al; spullen verhuizen part 2.

Na enig gedoe stond de trailer half op de stoep voor de deur en kon het inladen beginnen. Zo, daar ging een hoop in zeg. Alle tuinmeubels (Ehhh… wat moet ik met een tuinameublement met twee tafels en twaalf stoelen?), bedden, meubeltjes, een rolstoel, nou ja, van alles wat niet zo makkelijk in een hatchback past. Het inladen was zo voor elkaar.

Op naar Nieuwenhoorn. Het pittoreske dorpje in de polder met z’n smalle straatjes. Oh, da’s waar ook; hele smalle straatjes, zoals het straatje waar ik woon. En een hele grote trailer. Geen goede combinatie. Het lukte Hennie echter zonder blikschade m’n nieuwe woonst te bereiken. Bijna net zo snel als ze werden ingeladen werden de spullen nu uitgeladen en over het pand en het perceel verdeeld.

Peter en Rob gingen heen en zo ook Hennie en ik, terug naar Hellevoetsluis. Maar eerst Nieuwenhoorn uit zien te komen. Eigenlijk eerst maar proberen de straat uit te komen. Ik heb het al eens eerder geventileerd: autorijden doe je met een auto en niet met een rijbewijs. Wat nou rijbewijs? BE? Nergens voor nodig. En zo denkt m’n broertje er ook over: “Is een motorrijbewijs ook goed?” Binnen 20 meter had hij elke denkbare bijzondere verrichting vlekkeloos uitgevoerd om weg te komen.

Maar goed. Ik ben nog lang niet klaar. Er ligt nog een grote stapel lege dozen op me te wachten. Chef lege dozen. Dat heb ik nou altijd al willen zijn.

maandag 9 februari 2009

Spa rood en Kopiko, je weet wel, van die koffiesnoepjes. Wapens in de strijd tegen het prednison-lege-buik-gevoel. Natuurlijk is nog een boterham met kaas of een mueslireep errug lekker. Maar ook, hoewel niet heel veel, toch weer kilojoultjes en vet. M’n hoofd weet dat ik na een ontbijtje echt genoeg heb gegeten. M’n buik denkt van niet.

Om m’n hoofd bij te staan neem ik geregeld een paar slokken bubbeltjeswater en een snoepje. Aan het eind van de dag voel ik me net een wandelende cafeïneverslaafde bruistablet. Tja, ik begin plots behoorlijk zwaarder te worden.
Met dank aan Eric, die zo leuk is geweest een BMI-meter op z’n blog te plaatsen, weet ik dat ik tamelijk overgewichtig ben. (1,90 meter, 97 kilo)

En ik was zo lekker op weg. Nu moet er weer 10 kilo af. In plaats van suiker gebruik ik nu zoetjes in m’n koffie of thee.

En hoge bloeddruk hè. Ook zo iets. Vanmiddag 160 / 80. Gewoon thuis, op m’n gemakkie op de bank. En zo een spannende dag was het vandaag nou ook weer niet. Me dunkt; ik heb de hele dag geen zak uitgevoerd behalve een beetje rondlummelen. Dat mocht ik van mezelf na gisteren.

Gisteren vond ik trouwens wel m’n oude orthese, of ‘been’, zoals het ding hier inmiddels wordt genoemd. En het paste een stuk beter dan het nieuwe been. Dus om mijn rechtervoet een plezier te doen, heb ik het been maar in m’n schoen gedaan.
-“Wat heb jij in je schoen gehad?” Nou, een been…

Met m’n suiker gaat het goed. De gemeten spiegels worden steeds een ietsie lager. Vandaag fluctueerden de waarden tussen de 4,9 en 7,3. Wat wel eens hoger is geweest.

Daarmee ben ik wel uitgecijferd hoor. Het leven is geen rekensommetje of een statistiekje. En al dat meten… m’n bloeddruk weet ik omdat Betty die vanmiddag kwam meten, de suikerspiegels had ik eigenlijk gisteren zullen prikken (Dat wil ik nog weleens ‘vergeten’. Maar ja, gisteren zal het niet significant anders geweest zijn.), en het wegen, dat gaat vanzelf. De weegschaal staat naast de pot in de badkamer, dus daar stap ik zo na het ochtendplasje poedeltjenaakt op.

En dan ontkom ik er uiteindelijk toch niet aan; Een stukje van mijn leven laat zich vangen in een spreadsheetje. Het zij zo.

donderdag 12 februari 2009

Er hoeft maar iets van een virusje door de lucht te zweven of het gespuis vindt in mij een prettige landingsplaats. En waar kinderen zijn tieren de luizen, virussen, bacillen en andere microscopische bioterroristen meer dan welig. Vandaar en met dank aan m’n vrijwilligerswerk dat ik thans, heden, sinds gisteren verrekkend van de buikpijn in mijn bedje lig. Als ik niet op de plee zit dan.

“Een buikgriepje”, wist de dokter zeker na een kort onderzoekje. Omdat m’n bloeddruk wat hoog was, controleerde hij die ook nog even. 140 / 80. Da’s te doen, dacht ik toch.

Nâh… lekker dan. maar wat doe je eraan? Je opsluiten in een steriele ruimte. Lijkt me geen optie. En over steriel; ik mag m’n bed zo te ruiken ook wel eens verschonen. Of ben ik het zelf? Zou ook goed kunnen. Maar.. dat terzijde. Er is vast nog wel meer ellende.

Had ik een externe hardisk uitgeleend, kreeg ik die terug met een hoop GB-tjes aan onuitwisbare bestanden erop. MPEG-jes, JPEG’s en nog wat. En ik wilde de schijf leeg hebben. 320 G, formatteren, over USB2. Dus ontkoppelde ik alle ingangen naar het apparaat en gaf het commando format:/F. Nog even de naam van het volume opgegeven en daar begon het formatteren.

Ja, nou… dat zag mijn laptop na een paar uur draaien toch anders. “Run chkdsk!” Fijn. Het kwam er dus uiteindelijk op neer dat ik de hele middag en een groot deel van de avond tegen een blauw scherm aan zat te kijken. En dat op woensdag, als er geen zak op de buis is.

Het was toch een wat hakkelig computerdagje. ”… een stukje van m’n leven in een spreadsheetje.. ” Ja, maar een rijtje cijfers maakt nog geen spreadsheet. Gemiddelden en totalen wilde ik weten. Automatisch berekend en geen foutmeldingen in formules. En daar raakte ik de draad een beetje kwijt met een IF-functie in een syntaxis. Na ‘IF’ hoort voor mijn programmeertaalgevoel ‘ELSE’ of voor mijn part ‘THEN’ te volgen. Volgens Excel niet. Volgens Visual Basic weer wel. Is toch ook ontwikkeld door Micosof?

De grijze cellen hadden zo weer meer dan genoeg te doen met al die reatieve denkprocessen. Een kwartiertje later had ik wat ik wilde. Je moet maar niets te doen hebben.

maandag 23 februari 2009

Daar is ‘ie weer. Als een duveltje uit een doosje. Ofte wel beter: een patiëntje uit een ziekenhuisbedje. Gele jassen, mondkapjes. ‘Heb ik iets besmettelijks dan?’ Een week in isolatie. Doodziek. Ja, van die isolatie ook ja. Een beetje eenzame toestand.

Geen zin om mensen te bellen, m’n laptop had ik niet bij me. Gatver. Maar goed, ik leef nog, 40 graden koorts overwonnen, thuis de hele boel ondergekotst, me helemaal leeggescheten, 6 kilo lichter. Voor minder doe ik het niet. Van lullige dingetjes hou ik niet.
Ik ben weer thuis. Sandra bedankt voor de onderbroeken, een grote steun in dagen van onstuitbare diarree, Marjo voor de scheerspullen, de verpleging maakte bij binnenkomst oerwoudgeluiden en gooide bananen naar me, en de verplegende jongens en meisjes voor het tien keer per dag verschonen van m’n bed, zat het niet onder de stront, dan was het wel zeiknat van het zweet.

‘Back to square one’ zouden ze in Anglosaksische landen zeggen. tamelijk uitgeteld spook ik een beetje rond. Beetje muziek luisteren, internetten en TV kijken. Omdat ik deze keer als bonusaanbieding gordelroos heb gekregen, wat nogal pijnlijk uitvalt, is fietsen of wandelen even geen optie. Was ik nou vroeger maar wel meegegaan naar zwangergym; had ik leren puffen. Nu kan ik alleen maar zuchten en steunen. Volgende keer maar weer een smurf. Desnoods een wuppie.

donderdag 26 februari 2009

“Jezus, da’s eigenlijk best nog wel een teringeind rijden van Middelharnis naar Hellevoetsluis!”

– Wat moet je dan ook in Middelharnis? – Roon en ik waren op autojacht. Met z’n zojuist bij de dealer opgehaalde spectaculair rode Audi TT Cabrio kwam Roon me ophalen. Op naar Goeree-Overflakkee, waar ik bij een handelaar een schijnbaar leuke auto had zien staan. Op internet dan natuurlijk.
De TT werd op enige afstand van het autobedrijf geparkeerd. We vonden het allebei een beetje raar om in een exclusief Teutoons scheurijzer het terrein op te rijden op zoek naar een auto voor pak ‘m beet € 1000. Toch? Dan maar een stukje wandelen.

Het karretje waar ik eigenlijk voor kwam was niet veel soeps. Jammer, maar er was nog veel meer keus binnen mijn budgetje. Zo werd het nog een vermakelijk middagje. Gewapend met groene platen en een starthulp struinden we het terrein af, zo nu en dan even de weg op met het een of andere voertuig, als een stel kleine jongens.

Na wat bandenschoppen en motorkappen opentrekken kwam de verkoper met een tip op de proppen; een donkerblauwe Mondeo. Maar te duur. Nou ja, laat Roon maar lullen. Terwijl ik alvast de handelaarsplaten op de auto zette, maakte Roon een babbeltje met de verkoper. Tien minuten later paste de Ford opeens wel in de begroting. Inclusief nieuwe APK.

Even later reden we door de regenachtige dreven van Middelharnis. De airco blies de beslagen raampjes keurig rap droog, en alles bleek goed te werken. Na een gevarieerd parcours bedachten we dat deze automobiel het maar moest worden. Helemaal netjes, redelijke kilometerstand, geen rare rammeltjes of piepjes. En, hij past qua kleur mooi bij m’n fiets.

Zaterdag kan ik ‘m ophalen.

Blij met m’n aanwinst stapte ik bij Roon in de auto; snel naar huis, het was al tamelijk laat geworden. We zaten al een tijd op de weg (Wat een teringeind!) toen ik een bord ‘Knooppunt Hellegatsplein’ zag. Ja, zo deden we er wel even over om weer in Hellevoet te komen. We zaten al zo’n beetje in ‘t Kielegat.
– En ik moet van de zomer zelf naar Zuid-Frankrijk rijden??? Ha ha! Laat ik maar vast een cursus Zweeds gaan volgen. –

Het bleek achteraf toch een hele rare dag. ‘s Avonds zat ik op de SEH van het Erasmus. Ik ontwikkelde na het eten bliksemsnel een enorme zwelling aan m’n kaak. Carnaval was net over, anders had ik als hamster de kroegen af kunnen sjouwen. De nacht werd derhalve doorgebracht op de HTU. Kut. Daar baalde ik van. Nou ja, vanmiddag mocht ik alweer naar huis. Wat een gedoe.

En wat het nou is? Ze weten het niet. Dat vind ik niet zo gek. Je denkt toch dat ze in een Academisch Ziekenhuis de zaakjes wel voor elkaar hebben. Ja toch? De zaalarts wilde vanmorgen nog even in m’n mond kijken. Maar ze had geen lampje waardoor mijn mondholte een in duister gehulde spelonk bleef. Geen lampje te vinden. Bij het licht van de flitser van mijn telefoon kon ze uiteindelijk toch nog een blik op de aandoening werpen. Het moet niet gekker worden!
Er is van alles op kweek gezet. Het is een raadsel. Morgen moet ik me weer melden op de afdeling. Weer naar Rotterdam. Voor de ontsluiering van het mysterie. Mij benieuwen.

zaterdag 28 februari 2009

Inmiddels is het zaterdag. Na alle ziekenhuistoestanden (vrijdag de hele ochtend voor Jan Doedel in het EMC gezeten) was vandaag een dag in de categorie ‘betere tijden’. Vanmorgen stond ik vroeg op. Terwijl ik een broodje stond te smeren kon ik vanuit het keukenraam m’n auto zien staan. Die was gistermiddag al klaar en toen heb ik hem met Gaby opgehaald.

Ik was dus vroeg op. Sandra had nog een autoradio voor me en die wilde Jan wel voor me inbouwen. Daar is ‘ie nogal handig in. Vandaar dat ik al om negen uur in de auto zat. Op weg naar Austerlitz. Gelukkig slaap ik de laatste tijd prima, dus was ik ondanks het vroege tijdstip geheel fris en fruitig. Een uurtje later parkeerde ik voor de deur bij Jan en Caroline.

Na een bakkie koffie ging Caroline boodschappen doen en bogen Jan en ik ons over een wat vreemde bedrading. Er bleek ooit een losse audioversterker in de Ford gemonteerd te zijn. Die was nu verdwenen maar alle kabels lagen er nog. Een RCA-aansluiting naar achter, en speakerdraden van de duurdere kwaliteit terug naar voren. Lekker nuttig; de dikke kabels gingen achter het dashboard over in de ielige standaarddraadjes.

Onder de achterbank, die er even uit moest, vond ik een witte nummerplaat. Die kun je ook maar hebben. Al snel produceerde de radio geluid en zaten de luidsprekers op de juiste kanalen. Top. Wat een kabaal. Zo, dat klusje zat erop. Tijd voor lunch en koffie.

Jan wilde gaan mennen in het bos. Nou, daar was ik al op voorbereid; dikke trui, pet en handschoenen lagen klaar achter in de auto. We lieten Caroline alleen met de was en andere domesticale aangelegenheden en reden naar de manege. Ja, geinig… moest ik helpen een paard van stal te halen en helpen inspannen. En met vuile paarden kun je niet uit rijden gaan dus moest er ook gepoetst worden. Ja, jaaaaaa… Echt wat voor mij.

Het was er mooi weer voor. Een deken over de benen, het tweespan voor de wagen en het bos in. De paarden hadden er zin in en Jan en ik ook. En het is natuurlijk wel gaaf ook; twee paarden in volle galop, de wagen er bonkend en stuiterend achteraan over modderig bospaden. De takken zwiepten en de kluiten vlogen ons om de oren. Geweldig. Al vond m’n rug het minder.

Terug op de manege maakte Jan twee stallen schoon terwijl ik de menwagen van bagger ontdeed. Alle paarden voer en uit de paddock en toen was het al vijf uur. Een echt paardenmiddagje. Gauw eten. Dat had Caroline klaar staan toen we thuiskwamen. Lekker.

Ik had eigenlijk na het eten nog naar vriend Nanne in Leersum willen rijden. maar daar was ik eigenlijk te moe voor. Wat wil je; na een dag bezig zijn in de buitenlucht. In plaats daarvan reed ik linea recta terug naar Hellevoetsluis. En gelijk door naar bed.

Wat een dag. Morgen maar eens flink bijkomen.