Februari

3 februari 2007 0 Door robzter

zaterdag 3 februari 2007
Nee, geen problemen hoor. Behalve bijdehante kinderen, katten met humor. Alleen ik niet zoveel humor meer. Voor het betere tussen de oren peuteren een gesprek met het mw v.h. EMC. (maatschappelijk werker van het Erasmus Medisch Centrum). Die vatte de koe direct bij de horens; om half tien (ja, ‘s morgens!) had ik een afspraak. Tering. Dat ik daar akkoord mee gegaan was. Maar ja, toen hij belde lag ik nog te meuren. Als ik net wakker word, ben ik weerloos, reddeloos, hopeloos. Anders was dat hem nooit gelukt.

Dat was vrijdag. Naar Rotterdam. Uit zo’n gesprek komen natuurlijk geen oplossingen. Er is namelijk maar één afdoende oplossing en die gaat niet tot stand komen op een bureau tussen een beeldscherm en een stapel brievenbakjes. Desalniettemin was het voor mij een vruchtbaar gesprek. Toen we weggingen had ik in ieder geval mijn kop weer wat helderder.

Het restant van de dag heeft Sandra me op sleeptouw genomen. Dat was nog een hele discussie. Het is zo’n gedoe met die rolstoel. Mijn idee was om zelf met de scootmobiel naar het winkelcentrum te rijden en elkaar dan daar te ontmoeten. Dan wilde Sandra wel op de fiets mee. Ware het niet dat er nog wat boodschappen gedaan moesten worden.
Iris zat het bij de computer aan te horen en hakte de knoop door; ik moest maar op de fiets gaan. Alsof dat de gewoonste zaak van de wereld was.
Dan toch maar met de scoot en San met de auto. We hebben een beetje naar dameskleding gezocht. Dat leverde alleen maar lingerie op. We waren Gaby tegengekomen. En Jip en Jenneke. Van Jip (de dochter van Jenneke) kreeg ik van de week een mooie tekening. Een groot hart met de tekst; ‘Een hart komt wel. Maar wij zijn er al. Geweldig.
Maar we waren boodschappen aan het doen. Ja, als een kip zonder kop door de jumbo. We hadden vast nog niet alles, maar we wilden eruit. Zo rap mogelijk. De boodschappen gingen met mij mee naar huis. In het mandje van de scoot. Geen tas bij ons. Nou, ja, had Sandra toch net zo goed met de fiets kunnen gaan. Lekker stel.

Door al deze avonturen was ik behoorlijk afgepeigerd. ‘s Nachts sliep ik prima. Zonder chemie.

En vandaag. Tja, alleen hè. Geen zak te doen. Beetje vervelen, de krant doornemen. En de kat die me pest. Ze heeft een nieuw geintje. Ze komt eerst zeuren dat ze naar buiten wil. Als ik reageer spoedt ze zich naar de tuindeur. Als ik daar aankom en met de deurkruk in mijn handen sta, springt het $%#beest op de vensterbank alwaar ze zich genoeglijk oprolt en gaat liggen spinnen. Kunnen katten lachen? Dan lacht ze me vast uit.

En Iris had ook nog een lekkere. Als ze aan de kompjoeter zit en ik loop langs dan doe ik haar haar altijd even door de war. Dat vinden meiden van 16 niet leek meer. ‘Blijf van m’n haar af. Zoek een hobby!’ Daar heeft ze een punt.

 

dinsdag 6 februari 2007
En zo ben je opeens hartstikke verkouden. Keelpijn, snotteren, hoesten en wat er nog meer bij hoort. In Pieterburen willen ze me vast wel helpen. Ik blaf en hoest de rafels aan mijn longen als een zeehond met een enge bacterie. Snappen doe ik het niet; een harttransplantatie schijnt niet zo’n probleem te zijn, maar iemand van z’n verkoudheidje afhelpen is nog geen geleerde gelukt. Alleen de fabrikanten van vage snoepjes en drankjes varen er wel bij. En wij maar denken dat de kwakzalver op markten en schooiend langs de deuren in een ver verleden al was uitgestorven.

Gevolg is wel dat ik nou toch echt al een paar nachten niet geslapen heb. En de rest van het huishouden ook niet. De kat is van ellende maar boven bij Iris gaan slapen in plaats van naast mij op de warme vensterbank. Bek af ben ik. Niet grappig hoor!

Maar je moet verder hè. Sandra is eindelijk druk bezig in haar huisje dus beloofde ik gisteravond om vandaag te koken. Niet goed plan! Brak vanmorgen!! Doodziek. Ik hoefde geen thee, geen boterham. Alleen een dekbed om me heen en lekker slapen wilde ik. De wijkverpleegster vertrok onverrichter zaken. Wat voelde ik me ellendig.

Gaande de dag werd dat gelukkig wel beter. Dus het koken zou wel goed komen. En dat kwam het ook wel. Maar wat een ontberingen ik daarvoor heb moeten doorstaan. Eer ik kon koken moesten er boodschappen gedaan worden. Natuurlijk. Ik greep mijn jas van de kapsok, pakte een tas en liep de tuin in. HO STOP! Regen. Vooruit, ik ben een watje. Een motregentje. De jas ging weer uit en het wachten op een opklaring begon.
Veel beter werd het niet. Dan er maar doorheen. Jammer dan. Ik ben wel eerder zeiknat geregend. Zo toog ik weer richting schuur. De scootmobiel stond nog niet buiten of het regentje transformeerde tot natte sneeuw. Ja, dag. Daar had ik helemaal geen zin. in. De scoot kon weer in de schuur en ik weer naar binnen. De klok tikte verder. Nou, schijt dan maar. Door de sneeuw. Ook wel geinig misschien.
En wie weet kon ik wel insneeuwen. Dan kwam er van eten niets terecht. Dus toch maar gauw de straat op voordat ik de sneeuwkettinkjes om moest leggen. Gedoe. Diep in mijn jas en onder mijn pet weggedoken bereikte ik de supermarkt. Onderweg kwam ik een jochie op een fietsje tegen. ‘Leuk hè meneer, die sneeuw!’ Ja, eigenlijk had het wel wat.

Eindelijk stond ik in de keuken om mijn ding te doen. Sandra en Meggie waren uitgebeund en kwamen naar me toe. Even later zaten we met zijn allen lekker te eten. Preischotel. Lekker makkelijk. Van de prei en ham die ik over had draaide ik na het eten een wok nasi in elkaar. Dat kun je maar in de vriezer hebben staan!

Ondanks het hoesten en geeuwen was het toch een leuk en productief dagje. Morgen weer? Ik verkoop geen huiden meer voordat de zeehondjes neergeknuppeld zijn. Of dacht je dat ik een beer durf te schieten. Als ik dan mis? Wat dan? Met mijn scootmobiel hard wegrijden?

 

donderdag 22 februari 2007
Na een aantal telefoontjes van verontruste lezers en lezeressen kan ik niet anders dan weer even wat aan het web toevertrouwen. Nee, het ging even niet zo goed met me. Griep, denk ik. Weliswaar had ik een griepprik gekregen (behoor ik ook eens tot een risicogroep!) maar dit was natuurlijk precies een andere stam influenzavirusjes. Zal je net zien. In ieder geval was ik er goed ziek van. Na twee daagjes koorts dacht ik er vanaf te zijn, maar ik blijf maar hoesten.
Door dat stomme hoesten slaap ik ‘s nachts niet en zo is de cirkel rond.
En dan wilde ik ook Sandra graag helpen in haar huis. Maar ja; wat ga ik doen behalve een beetje in de weg zitten/lopen? Twee lampjes opgehangen en de wasmachine aangesloten en ik zit er doorheen. Gelukkig hebben we tegenwoordig een handige schoonzoon die flink meehelpt. Het frustreert me echter wel. Daar moet ik me dan maar overheen zetten. Dat lukt ook redelijk.

Resultaat van alles was wel dat ik te moe was om nog wat zinnigs in dit log te schrijven. Nu zit ik lekker met Iris bij zus Caroline. Bijkomen van alle drukte. Het is hier heerlijk bosluchtig zo midden in de bossen. Gister heb ik de hele dag geslapen. Eigenlijk tot vanochtend. Ik werd wakker gebeld. Ach, wakker was ik wel, alleen nog niet bij mijn positieven. Na een kopje thee knapte ik zienderogen op. Toen was het dan ook al bijna één uur. Dan mag het wel eens.

En nu? Tja, niks. Lekker niks. Ik laat me lekker een beetje in de watten leggen. Af en toe een hond aaien. TV kijken. Vanavond ga ik misschien nog wel mee naar de menles van Jan kijken. Ik vermaak me prima hier in Austerlitz. Het is altijd gezellig. Oh ja, en het dorp is in rep en roer. Binnen kort komt er op zondag wel vier keer per dag een bus langs. Groot feest met wethouders en versierde bushaltes. Zo is er toch nog wat te doen.
Verder is het hier namelijk nog saaier dan in Almelo. Stoplichten hebben ze hier nergens in het dorp. Geen stoplicht springt op rood, geen stoplicht springt op groen; in Austerlitz is werkelijk nooit wat te doen! Zo heerlijk rustig.

Maar goed, ik leef dus nog. Nog niet getransplanteerd, wel steeds sneller moe van van alles. Helaas. We wachten en hopen verder.
Zo klaag ik wat af.

Michel belde; hoe het in het buitenland was. Tja, als je het dorp in rijdt kom je onder een poort door met de tekst ‘ARBEIT MACHT FREI’ en op onverklaarbare wijze houdt de treinrails op te bestaan. Ik kon Michel geruststellen dat ik hier niet met gebarentaal hoef te communiceren omdat ze in de kampwinkel wel een beetje Hollands spreken.

Morgen weer naar huis. Naar mijn eigen dorp. Kort logeerpartijtje. Dat krijg je met al die werkende kinderen. Nooit eens rust. Ach, een beetje werken, daar worden ze niet slechter van.

De avond is gevallen. Ik ga er vanavond weer lekker vroeg in. Hondje naast mijn bed. Lekker tukken. Maar eerst nog even mijn haar goed doen, gaan we nog even naar het paardengedoe, Caroline en ik.